Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kig niet in de termen, wij kunnen vrienden blijven; loop eens met mij naar buiten, ik zal u wat van het terrein laten zien; grootvader kan mee wandelen, de wind is gaan liggen, de zon is doorgeschoten, het is bijna zacht lenteweer; ik heb ter eere van onzen gast mijn tuinhoed opgezet, en hier is uwe muts, grootpa; de chambercloak maar wat toegeknoopt, mijn arm ge nomen en opgemarcheerd. Die donkere, vochtige zaal geeft maar muffe en sombere denkbeelden," en reeds sleepte zij den gene raal mee, terwijl ik in alle gewilligheid volgde. En ziedaar het waar en waarachtig verslag van mijne installatie op de Werve, die ik sinds, het zal nu al drie weken zijn, niet weer verlaten heb!" Francis had gelijk, het was zacht lenteweer geworden, en de bijkans tegen zijn wil naar buiten gevoerde grijsaard onder vond den verkwikkenden invloed van frissche lucht en een ruim uitzicht, toen wij achter het kasteelom langs de voliere voort wandelden, de generaal door den arm zijner kleindochter gesteund, en ik naast haar gaande, luisterend naar haar opgewekten kout en de malicieuse reparties die zij altijd klaar had, als er iets ge. zegd werd wat die uitlokte. Met eene oprechtheid die aan on voorzichtigheid grensde, gaf zij de wonde plekken van de Werve bloot.

»Neef Leo was nu toch huisgenoot en zou deze zelf gauw genoeg opmerken, al wees men hem die niet aan," gaf zij den generaal ten antwoord, die minder gulle bekentenissen had gewenscht.

»Het is nu eenmaal niet anders, neef! Wij zijn hier niet rijk, en men moet het zijn om een landgoed als dit te bewonen en te onderhouden; daarbij is het voor grootpapa geen tijd meer om te laten timmeren en verven; hier en daar wat glazen laten maken zou juist geen luxe zijn, maar wat zal ik u zeggen, wij zien tegen het werkvolk op. "

De volière, die voorheen aangelegd was op eene grootsche schaal en met haar verguld netwerk het voorkomen had, een maal eene menigte van kostbare en zeldzame bewoners te hebben geherbergd en den pluimgraaf handen vol werk gegeven te hebben, was nu, zooals Francis niet naliet mede te deelen, op verlangen van den kapitein in eene simpele kippenren herschapen, terwijl er tegelijk kalkoenen in opgesloten waren, bestemd om voor de tafel te dienen, »eene liefhebberij van Rolf, die er zelf voor zorgt."