Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/118

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Integendeel!" viel ik uit, »Het duel is eene onmisbare zaak in eene maatschappij als de onze, het is eenigermate een veiligheids maatregel tegen leugen en laster. Als ik freule Roselaer in persoon had ontmoet, zou ik haar mogelijk mijn cartel zenden."Die wakkerheid scheen de andere te voldoen. Zij gaf toe dat ik gelijk had en dat zij maar een spiegelgevecht had willen uitlokken, omdat zij van mijne uitvallen had gehoord. Het compliment werd gereciproceerd; dokter D. en zijne zuster schenen daarbij niet op hun gemak te zijn; de eerste hief de séance op, mij uitnoodigend hem in zijn kabinet te volgen. Toen ik hier had afgedaan en mij wilde verwijderen, ontmoette ik de mij nu bekende dame in de vestibule; zij vroeg mij of ik haar een eind weegs wilde vergezellen; zij had nog een bezoek te brengen bij een vriend, waar het rijtuig haar zou komen afhalen. Ik gaf toe aan haar verlangen, maar eenmaal wetende met wie ik te doen had, was ik op mijne hoede, en dat gaf zekere strakheid, vooral toen ik op hare noodiging om een dagje bij haar door te brengen, een afwijzend antwoord gaf."

»Dat was onbeleefd en onvoorzichtig!" viel de generaal in met een hoofdschudden.

»Ik meende geheel in uw geest te handelen, grootpapa! door als exuus aan te voeren, dat ik geen uur langer te Utrecht kon blijven dan de schikkingen die ik te treffen had noodig maakten."

»Als de generaal u zóó slecht missen kan, is het gelukkig voor hem dat gij niet trouwt," voegde zij mij toe; »Of heb ik het mis, en is er reeds een pretendent?" ging zij voort, mij met hare scherpe zwarte oogen aanziende of zij tot mijn binnenste wilde doordringen.

Het antwoord dat ik haar geven kon was, zooals gij wel raden kunt, bon papa! zeer geruststellend voor u," voegde Francis er met een ondeugend glimlachje bij; »hoe zij het opvatte weet ik niet, want wij raakten op dat oogenblik in een moeielijk parket. Een troepje jongelui van die soort, die meer op de sociëeit studeert dan in de collegiekamer, kwam arm in arm gestrengeld op ons aanhorten, onder niet al te vleiende toespraak, hetzij freule Roselaer in Utrecht eene bekende en weinig beminde persoon was, hetzij iets in haar of in mijn voorkomen den spot-; of plaaglust opwekte dier onwaardige muzenzonen. Waarheid is, dat