Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/13

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

om mij te beknorren en met mij te praten; dat zal mij zeker tot kalmte brengen, en te eer, daar er een punt is, waarover ik u raadplegen moet, eer ik de erfenis definitief aanvaard; want gij moet weten, er is een maar bij mijne plotselinge fortuin, een maar die als altijd tergend achteraan komt hinken; mogelijk ziet uw juridische blik er geen rechtskwestie in, maar voor mij… ligt er eene gewetensvraag achter, althans eene kwestie van kieschheid, waardoor mijne gouden bergen wel eens tot stuifzand kunnen vervliegen, en dat arme dierbare millioen, dat mij al zoo duchtig in de war heeft gebracht, gereduceerd worden tot niets meer dan eene luchtspiegeling, die mij voor eene wijle de oogen heeft verblind, Om die reden heb ik geen schepsel deelgenoot gemaakt van het mirakel, noch zal dit doen, voor ik uwe opinie heb gehoord. In afwachting van uw advies heb ik den notaris, die eene procuratie verlangde om in mijn naam te handelen, zulk een document toegezonden, maar onder reserve, Fais ce que dois, advienne que pourra is mijn mot d’ordre, al luid het devies mijner familie meer brutaal dan eerlijk: de fortuin is met den stoute. Onder de roofridders der middeleeuwen mocht dat gelden, maar sinds het aanbreken der 18de eeuw zie ik niet dat iemand van de onzen zich meer naar dat devies heeft gericht. Integendeel, al die achtbaar gepruikte hoofden van de laatste serie onzer familieportretten toonen gelaatstrekken, die eer van deftige flauwheid en onnoozele goedrondheid getuigen dan van stoute ondernemingszucht, en naar de uitkomsten te oordeelen; de gene waarin wij sinds drie generatiën verkeeren, getuigt dat de physionomië niet liegen! Nu, het zij zoo. Ik ben er niet rouwig omdat ik ten minste geen schitterenden deugniet in de dichtst nabijzijnde graden heb aan te wijzen!

Wat men tot kalmte komt als men zich eens kan uitspreken, al is het maar op het papier! Ik voel mij nu zoo verlicht, dat ik u rustig onze geheele familiegeschiedenis zou kunnen vertellen, en onder dat relaas mijn millioen in spe zou vergeten, alsof er geen kwestie meer van was; maar ’t is nog beter u niet langer op te houden, en te wachten tot we de de coœr à coœr kunnen praten. Stel mij daartoe zoo spoedig mogelijk in de gelegenheid. Ik heb hier kennissen genoeg, maar geen enkel vertrouwd vriend, .aan wien ik alles uit kan leggen, zonder de vrees van misverstaan en uitgelachen te worden, en ’t is eene onuitstaanbare kwel-