Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met haar afdeed en haar op de vraag: »of mijnheer nu wat beter was", geruststelde met de verzekering, dat een plotseling doodsbericht van eene verwante mij wat sterk had aangegrepen, Hoe zij de mededeeling opnam en wat zij er verder bij dacht, laat ik daar; zij vertrok, zichtbaar verlicht en al vast gerustgesteld omtrent de kamerhuur, die met primo April moet worden voldaan. Ik wist, dat ik mijn aplomb tegenover haar had hervat, maar ik vraag u, mijnheer de scepticus, is het geen teeken dat het geld uit den booze is, als het een fatsoenlijk jongmensch, die zijne gezonde hersens heeft en niet aan de kwaal van gouddorst placht te lijden, in zulk eene verwarring brengt, dat hij zich zelf moet afvragen, of hij niet door eene plotselinge razernij werd aangetast? Denkelijk zult gij antwoorden, dat de schuld bij mij ligt en dat een ander gij zelf bij voorbeeld, de zaak vrij wat kalmer zou hebben opgenomen. Ik stem dit vooruit toe; ik ben geen stoïcijn en heb zelfs nooit getracht er de houding van aan te nemen, en, zie je Willem, ik zat juist bij mij zelven te overleggen wat ik toch beginnen zou om de jammerlijke positie die mij in de maatschappij ten deel was gevallen, eenigszins te verbeteren, en ik vond niets — niets dan dit eene: mij met mijn oom den minister te verzoenen om door hem bij ’t een of ander gezantschap als attaché ingeschoven te worden. Schrale uitkomst (zelfs indien zij verkregen werd), en die mij zoo iets als eene laagheid zou kosten, want Zijne Excellentie had mij zijn huis verboden, omdat ik artikels geschreven had in een oppositieblad! Ik zat mij de nagels stomp te bijten van ergernis, dat ik niet zoo lang had kunnen studeeren om dr. of mr. voor mijn naam te zetten, twee letters bij wier gemis alles wat voor anderen open staat, door eene onverzettelijke barrière is afgesloten voor mij! Op mijn leeftijd (ik ben in ’t noodlottige laatste jaar van de twintig) op mijn leeftijd is er geen reetje meer, waar ik door kan sluipen om carrière te maken.. En nù — terwijl ik mij suf zat te peinzen op al die »terug’s" die ik op de vingers kon narekenen, komt daar op eens de tijding, dat ik grondeigenaar ben geworden, dat ik »bosschen en beemden, duinen en heidegronde?" in bezit mag nemen — dan vraag ik u, kloeke, kalme, onwrikbare wetgeleerde, of dat niet meer dan genoeg is om een gewoon sterveling, zooals ik, zijn evenwicht te doen verliezen, en in eene vervoering te brengen waarover gij voorzeker het hoofd schudt. Kom dan maar gauw zelf