Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/139

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Niet eens tijd om een frisch kraagje om te doen, Francis? Dat is toch wat sterk."

»Zijt gij zoo’n fat, Leo, om daarop te letten? Nu ja! ik wil het wel bekennen, aan lingeries doe ik niet veel meer, ’t is hier buiten zoo lastig en zoo kostbaar, het is al veel als ik de exigenties van den generaal in dezen kan bevredigen; daarbij, voor wie zou ik mij opknappen? de heeren daar ginds" — zij wees met een gebaar van minachting naar de zaal — »vragen het allereerst of de ommelet goed is gesauteerd en of de farci van den kalkoen genoeg haut goût heeft."

»Mij dunkt, gij moest het doen omdat gij het u zelve schuldig zijt, en ditmaal toch ook voor mij— ja, glimlach maar, ik wil het u toch zeggen, dat ik mij aan tafel over u geërgerd heb, al is het waarschijnlijk, dat gij deze ergernis hebt beoogd,"

»Gij zijt vindingrijk, Leo."

»Gij hebt zoo even met mijn gebrek aan scherpzinnigheid gespot, ge zult mij nu toestemmen, dat ik u doorzien heb."

»A peu près; gij zijt zoo gul met mij lessen te geven, dat ik u op mijne beurt wilde doen verstaan…"

»Dat ik u eigenlijk niet welkom ben…"

»Gij weet wel beter…"

»Eene gastvrouw, die zulk eene opzettelijke nonchalance toont…"

»Wil er mee zeggen, dat zij van alle coquetterie heeft afgezien."

»Coquetterie is ook zoo uitsluitend eene eigenschap van »de dames", dat ik die bij. Majoor Frans nooit gewacht zou hebben," hernam ik; »Mar de zucht voor betamelijkheid is eene mannelijke eigenschap, die men met recht van dezen zou mogen eischen; of moet ik Majoor Frans aan de strikte eischen der militaire tenue herinneren?"

»Als gij het nu zoo kras opneemt met mijn majoorstitel!" sprak ze met zekere gekrenktheid, terwijl haar kleine voet opnieuw met ongeduld trappelde.

»Ik althans ben het niet, die hem u gegeven heb— maar in elk geval moet gij kiezen: Majoor Frans, die en règle behoort te zijn, welke uniform hij zich ook kiest, of Freule Francis Mordaunt, die geene vrijheid heeft om zich aan een neef, een gast, met opzettelijke achteloosheid te vertoonen."

»Met er die uitlegging aan te geven, Leo, brengt gij mij waarlijk in groote verlegenheid; want al wilde ik— ik kan u