Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/143

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gelegd. Toen kwam de man ons te hulp, die ik u niet meer behoef te noemen. Luitenant Rolf had zijn pensioen gekregen, en kwam zijn ouden chef opzoeken eer hij zich ergens voor goed vestigde. In de laatste jaren was hij door verandering van regiment van ons verwijderd geweest, maar hij was niet van ons vreemd. Mijn grootvader had hem geprotegeerd en vele goede diensten gedaan, zonder welke hij nooit tot den officiersrang had kunnen bevorderd worden, ondanks zijne bravoure in den tiendaagschen veldtocht. Al vóór mijne geboorte bekleedde hij in ons huis alle mogelijke functië die met zijne dienstplichten te vereenigen waren. Zijne zuster was mijne min, en meer, veel meer dan dat; zij bleef mij bij tot in lateren leeftijd, en daar mijne moeder weinige dagen na mijne geboorte bezweek, deed zij al wat in hare macht was om mij moederliefde en moederzorge te betoonen. Ongelukkig ontbrak het haar aan beschaving, aan geestkracht, om de opvoeding van een kind zooals ik was te leiden. Ook heeft zij met de beste intentiën ter wereld mij ridderlijk bedorven, daarin dapper geholpen door sergeant Rolf, die geen grooter pleizier had dan op mijne wenken te vliegen, en die eerder insubordinatie zou hebben begaan tegenover zijn kolonel, dan te weigeren iederen dollen inval van zijn »kleinen Majoor", zooals hij mij noemde, te gehoorzamen. Is het vreemd, dat ik nog tegen hem den despoot speel?"

»Neen! maar nu gij dat zelve toch zoo inziet…"

»Zou er betering kunnen zijn, meent gij, doch… wat zal ik u zeggen; c’est plus fort que moi…… nu, hij heeft het er wel naar gemaakt om wat van mij te lijden… In vollen ernst, zoo ik hem niet van tijd tot tijd op zijn voorman zette, zou het niet lang duren of hij zou ons naar zijne hand stellen, en het is juist daarop dat ik komen wilde.

Zijn bezoek was grootpapa eene welkome afleiding; nu tot kapiteinsrang geklommen, en niet meer in werkelijken dienst, evenals deze zelf, was de distantie genoegzaam weggevallen, om op zekeren voet van gelijkheid met elkaar om te gaan. Ik begreep hoezeer een derde persoon de gezelligheid zou aanbrengen; een persoon meer was zoo’n groot verschil niet bij onze nu eenvoudige leefwijze, een kamer in de dichte nabijheid van grootpapa’s appartement was licht te arrangeeren; als Rolf van zijn pensioen moest leven, kwam die schikking hem zeker te stade; wij sloegen het