Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

te laten aanleunen, dat tegen de eer strijdt. Laat hem dan liever nog wat rondsukkelen; mogelijk ben ik zelf in staat hem voort te helpen eer wij een jaar of wat verder zijn. Arme jongen, hij weet niet, hoezeer zijn voorstel mij op dit oogenblik ongelegen komt… ’t Is waar, ik moet toch nog eens naar den Haag vóór mijne afreis; dan maar morgen de diligence genomen van half drie, die correspondeert met den trein naar den Haag; ’t is wel eerst een paar uur rijdens, maar dan ben ik er ook binnen de driekwartier." Zoo gezegd, zoo gedaan; Willem Verheyst bleek een oprecht vriend en geen sammelaar; hij kwam bijtijds op den trein, en vijf minuten na zijne aankomst zien wij hem op de stoep van het huis, waar Jonker van Zonshoven logies had.

Hij behoefde maar één trap te klimmen. Eene ruime voorbovenkamer met alkoof in een gesloten huis op eene der zijgrachten, ziedaar het rustige en zedige verblijf van den jongen edelman, te schraal door de fortuin bedeeld, om een deftig appartement te kunnen betalen, en te fatsoenlijk om op kosten van lichtgeloovige burgers een staat te voeren boven zijn vermogen.

En toch had zijne kamer een air van séance, dat zoowel voor den smaak getuigde van den jonkman van geboorte en goede opvoeding, als de behoeften kenschetste van iemand die geene gewoonte maakt van uithuizigheid, en die in zijn thuis al de comforts wenscht te vereenigen, waarvoor het vatbaar is. Behalve de onmisbare meubels, die tot de eischen van eene »gemeubileerde kamer" behooren, en die meer proper dan modern waren, zag men er eene kloeke schrijftafel, een gemakkelijken armstoel, eene antieke gebeeldhouwde boekenkast en zekere kleine voorwerpen van kunst en weelde, die in disharmonie waren met het stijf burgerlijk huisraad en met het goedkoop »grijsje" dat voor behangsel was gekozen; maar van dit laatste kwam juist niet veel te zien, daar het rondom bedekt was met familieportretten, sommigen in statig ebbenhout gevat, anderen in die schrale vergulde lijsten, die van een later tijdperk getuigden, waarin het grandiose tot het weeke en laffe was gezonken, zoowel in de kunst zelve als in de wijze van haar voor te doen. Miniatuurportretten in ivoor en photographieën van verschillende grootte hingen overal, waar er maar een plekje te vinden was geweest. De jonker had er kennelijk zijn lust in gevonden, hier zooveel doenlijk zijne geheele familie in beeltenis vertegenwoordigd te zien.