Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/153

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

welvoegelijk in dezen uwe tusschenkomst is;" voegde ik haar toe op korten, strengen toon.

»Ook goed! mij is ’t wel, als gij geplunderd wilt worden!" viel zij uit en keerde zich af naar hare piano.

»De roman van een uur" was al aan de ontknooping, en geen schitterende voorwaar! De generaal was onder dit alles merkwaardig om aan te zien. Hij zweeg; hij zweeg, maar alle convenances hem geboden hadden te spreken; hij zweeg, maar met eene uitdrukking van gelaat, met eene flikkering in het oog, die mij een pijnlijken blik gaven te werpen in zijn karakter. De man van opvoeding, van geboorte, die een eervollen rang in het leger had bekleed, was een speIer, een speler niet slechts uit liefhebberij in het nietige spel, maar een speler, wien het om winst was te doen, op welke wijze ook verkregen, klein of groot, van wien ze hem ook toekwam; voor hem was ik een arme verwant, het deed er niets toe, hij had gewonnen! hij moest zijne winst opstrijken, de lage hartstocht, moest zijne voldoening hebben!

Ik voelde wel hoe zeer het fier en onbaatzuchtig gemoed van Francis hieronder lijden moest, maar zij zelve had mij op hare wijze ontstemd. Zij had zich zoo meesterachtig aangesteld met over mij te beschikken als over iets, waarmee zij handelen kon naar welgevallen, dat ik het noodig vond haar te toonen, hoezeer zij zich in dezen in mij had vergist.

Ik volgde haar wel naar de eetzaal, maar ik stelde niet voor haar te accompagneeren, en zij, die er vast op rekende, dat haar wil te verstaan en te gehoorzamen voor mij hetzelfde moest zijn, vroeg het mij niet.

Eindelijk mij aanziende met zekere mengeling van spijt en laatdunkendheid: »Dus speelt gij niet?"

»Ja wel, op mijn tijd, als ik er toe gedisponeerd ben."

»En dat zijt ge nu niet?" hernam zij op een toon, waaruit verrassing en gekrenktheid spraken.

»Juist, nu niet!"

»O zoo!" bracht zij uit, keerde mij den rug toe en sloeg de toetsen zoo forsch aan, dat wij opnieuw wilde, stormachtige klanken moesten verduren.

Ik greep eene oude krant en wijdde daaraan geheel mijne opmerkzaamheid; daar liet zij de handen weer lusteloos in den schoot rusten, en nam den spiegel te baat om mij aan te zien, zonder