Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/166

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»’t Is waar ook, gij hebt het op Francis en den kapitein laten aan komen! Wat is er bepaald, Rolf?"

Terwijl hij nog sprak hoorde men een rijtuig over de brug rollen en ’t voorpleip oprijden. Ik zag tersluiks naar Francis; zij werd bleek en vloog op om voor het raam te gaan uit kijken.

»Nu al! dat is toch veel te vroeg," sprak de generaal verwijtend tot Rolf.

"Niets te vroeg, Excellentie! dat zult gij mij zoo aanstonds toestemmen," antwoordde Rolf met een snaakschen glimlach, terwijl ik mij naar Francis begaf, die in de vensterbank was gaan zitten.

»Moet ik zóó heengaan?" vroeg ik haar zacht en bewogen.

»Gij kunt niet blijven; dat weet gij zelf wel," gaf zij ten antwoord met eene stem, die zij vast trachtte te doen klinken, doch waariin hare aandoening trilde.

»En toch kan ik zoo niet heengaan…"

»Waarom niet?" riep zij op eens, terwijl een gloed haar voorhoofd overtoog, en zij mij weer met fierheid en vastheid aanzag.

»Omdat… ik het niet wil! Zal ik weerkeeren, Francis?" vroeg ik, haar een smeekenden blik toewerpend.

»Zeker neen! waartoe zou dat dienen…"

»Laat mij dan het rijtuig wegzenden…"

»Neen! neen!" riep zij hard en met heftigheid, als om op eens een eind te maken aan eene onbeslistheid, die haar beklemde: »neen, een kort en goed vaarwel, dat is voor ons beiden het beste," en zij stak mij de hand toe.

Daar reed een wagen het voorplein op; het was een vrachtkarretje met mijn eigen, dommen koetsier tot voerman.

Francis deed een forschen uitroep van verbazing hooren; de kapitein lachte luid en zegevierend.

»De jonker heeft het aan mij overgelaten, en ik was zoo overtuigd van zijn goeden wil om te blijven, dat ik eenvoudig zijn koffer heb laten komen."

»Laat gij zoo met u spelen?" verweet Francis mij.

»Waarom niet? als het spel den loop neemt dien ik wensch!"

»Gij blijft mijns ondanks, bedenk dat wel," fluisterde zij mij in.

»Het zij zoo! Ik vraag maar wat de generaal er van zegt," sprak ik, mij tot dezen keerende, die zich vergenoegd de handen wreef.