Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/194

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mooie effene zandpad krijgen dat er heenleidt; maar dan kunnen wij gezellig praten."

»Zij had gelijk; in ’t eerst was het geene wandeling, het was slechts eene worsteling met allerlei hindernissen, door de natuur gesteld en waar de hand des menschen zich niet verledigd had iets tegen te doen. Daar was een gemakkelijke weg naar de ruïne als men de voorpoort van ’t kasteel uitging, maar het was een wijde omweg en Francis hield van recht op haar doel af te gaan; zij hield evenzeer van het strijden met bezwaren, als zij van het gladde, gebaande pad ze keren instinctieven afkeer had. Ik plaagde haar met deze neiging, die ze ook in ’t gewone leven toonde, en kon mij niet weerhouden haar te waarschuwen, dat hier zeker de oorzaak lag waarom zij door velen zoo geheel verkeerd werd beoordeeld.

»Daar weet ik alles van," gaf zij ten antwoord met een minachtend schouderophalen, »maar daar is niets meer aan te verhelpen, dat’s een gevolg van mijn kwajongensnatuur. Ik laat me nooit onder één lijntje brengen met anderen, daar kunt gij staat op maken, tres cher cousin!"

»Dat zou ik ook waarlijk niet verlangen; gedwongenheid waarbij uwe levendigheid, uwe opgeruimdheid moest ondergaan, zou u al heel slecht passen; als gij mij .maar vergunt zeker personage tot de orde te roepen als hij in zijne onbesuisdheid freule Mordaunt te kort zou doen."

»Gij schijnt er aan te hechten," sprak zij met een zacht hoofd schudden,— »aan die freule Mordaunt; maar wij zullen zien. Daar hebben wij nu het gemakkelijke zandpad, en wij kunnen rustig voortwandelen…"

Zwijgend bood ik haar nu mijn arm, dien zij nam, terwijl zij aanving:

»Men zegt van mij, dat mijne opvoeding verwaarloosd werd, dat is in eigenlijken zin niet waar. Ik ben gansch niet in ’t wilde opgegroeid. Men heeft zelfs zeer veel werk gemaakt van mijne vorming; maar juist die leiding heeft mij ontbroken, waaraan ik de meeste behoefte had, want ik ben opgevoed als een jongen! Zooals gij reeds gehoord hebt, overleefde mijne moeder slechts weinige dagen mijne geboorte; zij althans heeft geen schuld aan ’t geen men tegen mij heeft gepleegd. De zuster van Rolf, slachtoffer eener lage verleiding, en ongehuwde moeder, maar overigens eene flinke, eerlijke boerendeern, werd mijne min. Haar kindje was gestorven, en al wat er van moederlijke liefde in haar hart