Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/204

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zouden eischen, gewapend met onwrikbaren wil en zedelijken moed en gesteund door een onmetelijken invloed; maar toch, Francis! wat zal ik u zeggen, gij hebt mij eens de discipline genoemd als een der beste middelen om het diep gezonken heeren-personeel een zedelijken steun te geven. Hetzelfde mag men zeggen van het decorum en de vormen in het maatschappelijk leven; gelooft gij dat diezelfde kringen, die u nu reeds tegenstaan om dat gij raadt wat al kwaads er verheeld en verborgen wordt, u beter zouden bevallen, als alles wat er in rondwoelt zich in volle afzichtelijkheid vertoonde?"

»Men zou van schrik en walging de vlucht nemen; dat is zeker."

»Maar daar toch iedereen niet wegloopen kan, is het gevaarlijk loslating en bandeloosheid te prediken, die het verkeer van menschen met menschen tot eene onmogelijkheid zou maken. Nu bindt men zich ten minste in, tracht zijne beste hoedanigheden te toonen, of den schijn aan te nemen die te bezitten, verbergt de slechtste onder den wijden mantel van het decorum, zooals gij het noemt, en al is niemand er dupe van, het geheel heeft daardoor toch een beter aanzien; waar reeds veel bij gewonnen is."

»Daarmee is Majoor Frans voor goed veroordeeld."

»Majoor Frans, dezen nu eenmaal genomen als den vertegenwoordiger van die plompe oprechtheid, kan er als exceptie nog door; maar als een exceptie die de onhoudbaarheid van den regel bewijst."

»Dan bega ik eigenlijk eene dwaasheid en eene onwelvoegelijkheid, waar ik u zoo ronduit alle mijne verkeerdheden opbiecht en den sluier wegruk die over mijn somber verleden rust; ik kan u niets moois laten zien, ik mag mijne confidenties wel binnen houden."

»Ik hoop waarlijk van neen! Zoo is het niet gemeend, dat men niet aan een vriend zou mogen uitstorten wat ons ergert of bezwaart, dat men daar zijn leed niet zou mogen klagen en zijne fouten blootleggen, waar men zeker is van deelneming; daarmee, al zou men ook het pijnlijkste hebben uit te spreken, wordt geen maatschappelijke vorm gekwetst, en daarvan kan men opbeuring, ver lichting wachten."

»De eenige verlichting die ik er voor mij van wensch of ver-