Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/205

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wacht is deze, dat gij mij geheel zult leeren kennen, zien zult zooals ik werkelijk ben, en mij dan mogelijk minder hard zult beoordeelen bij ’t geen er van mij geworden is."

»Er is nog niets van u geworden, Francis! dan wat met eenigen goeden wil van uwe zijde tot alle goeds en liefelijks zou kunneu leiden."

»Och, spreek zoo niet," hernam zij op een toon van moede loosheid en ontstemming, »niet vóór gij alles weet. Maar ik moet adem scheppen; laat ons eerst het oog verkwikken met het heerlijke schouwspel dat ons wacht, als wij ons haasten het hoogste punt van de ruïne te bereiken."

Werkelijk waren wij aan den voet van den bouwval gekomen, en bij het bestijgen van de afbrokkelende trap hadden wij genoeg te doen om de minst onvaste punten voor onzen voet te zoeken, maar boven gekomen wachtte ons teleurstelling voor al die moeite.

Onder ons druk gesprek hadden wij niet opgemerkt, dat er een sterke mist was opgekomen, die het anders zoo ruime en grootsche uitzicht benevelde. De zon was reeds in die nevelen ondergegaan en teekende alleen hare aanwezigheid in donkere oranje- en schel roode strepen, die daar evenals bliksemflitsen door de dichte dampen heenschoten; maar over geheel het landschap lag niet dan een lange, dichte sluier van vochtige mist!

»Kom Leo!" zei Francis, »het is niet gezond hier in die vochtige damp te gaan zitten, en toch had ik mij voorgesteld hier te rusten; laten wij onder die boog schuilen, die den toegang verschaft tot hetgeen er nog van dien toren overblijft. Er is daar wel een brok steen, waar niet al te verwende lieden, zooals gij en ik, zitten kunnen." En reeds had zij den weg genomen naar die boog, die, dicht met klimop begroeid, een schilderachtige loofhut vormde. Francis legde eene oude grijze sjaal, die zij medegetorst had en die ik niet had mogen dragen, over een der massieve steenbrokken, en wij hadden werkelijk eene comfortabele zitplaats.

»En nu ga ik mijne historie vol jammer en bedrog voortzet ten," ving Francis aan. »Kunt gij geene sigaar aansteken? Leo! Dan luistert gij vast en met minder ongeduld; ik heb mij zelve sinds lang die weelde ontzegd, anders gaf ik u het voorbeeld."