Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maar zijne koppigheid en dwarsdrijverij zal hem duur te staan komen.

»Nu, wat zegt gij?" vroeg Leopold, toen Verheyst na volbrachte lectuur het geschrift langzaam toevouwde met een bedenkelijk gezicht.

»Wat ik zeg? wel, dat het een echte vrouwenbrief is: het punt dat bij haar het zwaarste weegt ligt in ’t postscriptum."

»Hm! dat kan waar zijn; hoe is ’t mogelijk dat een christenmensch, dat eene vrouw, reeds met den eenen voet in ’t graf, nog met zoo’n bitteren familiewrok is bezield geweest, en mogelijk om een bagatel!"

»Wat zal men zeggen… uit de wissewasjes komen de felste processen voort, als men den wortel der bitterheid niet bij het eerste opschieten uitroeit. Maar ik had voor u wel gewenscht, dat deze dame met andere gevoelens ware bezield geweest jegens hare verwanten; de zaak ware dan zoo licht gevonden. Convenieerde u de jonge dame, dan: het huwelijk; viel het anders uit, dan: de verdeeling; gij bleeft beiden vrij, en met een half millioentje zoudt gij het ook wel kunnen doen."

»Och! dat het haar behaagd had mij een dertig duizend guldens te maken zonder conditie," verzuchtte Leopold, »dan ware ik van al dat geharrewar af."

»Dat zou zeker wel het makkelijkste zijn geweest voor u!" hernam Verheyst, even glimlachend; »maar ziet gij, men heeft niets voor niet, en als nu de wraakzuchtige oude dame u heeft uitgekozen om het instrument harer wraakzucht te zijn, dan kunt gij niet anders dan dien lastpost aanvaarden."

»Dat zie ik nog niet in…"

»Ik ben er zeker van dat zij zich nog op haar sterfbed heeft verkneukeld bij de gedachte, dat zij een kampioen voor hare grieven heeft achtergelaten."

»Heel goed, maar als zij zich verbeeldt dat ik, ter wille van haar geld, de laagheid zal plegen, zoo maar blindweg hare kwade intentië te dienen, dan heeft zij zich zonderling in mij vergist, of men heeft haar al zeer verkeerde berichten omtrent mijn karakter aangebracht."

»Vooreerst weet gij immers niet of er werkelijk iets van u ver1angd wordt, dat met uw karakter in strijd is. Voorts moet ik