Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uit en stak die aan. Toen zag ik lord William het voorhoofd fronsen en de zijne wegwerpen; hij stond op, nam mij bij de hand en voerde mij zonder een woord te spreken naar zijn boekvertrek. Ik liet mij wegleiden, want dat was juist wat ik wilde.

»Wat scheelt er aan, miss Francis?" sprak hij, nadat hij mij in een easy chair had doen plaats nemen en tegenover mij staan bleef. »Ik begrijp wel dat gij zeer ontstemd zijt en dat het mij geldt; maar ik kan niet nagaan uit welke oorzaak."

»Dat is mijne schuld niet. Met een weinig nadenken zou Mylord toch licht die reden kunnen uitvinden. Hij weet, hoezeer ik aan openhartigheid hecht……"

»Dat is prijselijk; en nu verder?"

»En nu vraag ik mij zelve af, wat ik van de uwe denken moet, als ik van anderen hoor, dat gij getrouwd zijt?"

Ik bracht deze laatste woorden met te veel gedwongen kalmte uit om hem niet eenigszins verwonderd te doen opzien; ik zag zelfs dat hij verbleekte, maar hij vroeg koel:

»Heeft sir John u dat eerst nu medegedeeld, en waarom juist heden?"

»Sir John heeft het mij niet medegedeeld; ik heb het bij toeval vernomen — bij toeval; verstaat gij mij, Mylord? En daarom ge loof ik eenig recht te hebben om van u zelven iets meer te hooren van uwe gemalin."

»Ik had het er wel op toegelegd om hem te prikkelen en te schokken, maar dat deze vraag zulke uitwerking op hem zou hebben, had ik niet kunnen berekenen.

Hij trad driftig drie schreden achteruit; een donkere blos van toorn of schaamte kleurde zijn hoog voorhoofd; zijne oogen gloeiden van verontwaardiging, maar zijne trekken namen zulk eene uitdrukking van lijden aan, dat ik zelve schrikte van de ontroering, die ik had teweeggebracht.

Hij zweeg, keerde zich van mij af, wandelde een paar malen de kamer op en neer, kwam eindelijk weer bij mij terug, bleef vlak voor mij staan, zag mij aan met een mengeling van weemoed en misnoegen, en sprak eindelijk:

»Het spijt mij, miss Francis, dat juist gij mij dit aandoet. De tijd voor zulk vertrouwen voor u acht ik nog niet gekomen. Daar is te veel bitterheid in uwe vraag, dan dat zij uit belangstelling