Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/226

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

om met goed gevolg in de wereld op te treden. Mijne hand gaf u die vorming, mijne hand voerde u in dien nieuwen kring, en gij zijt alles geworden wat ik van u kon wenschen of wachten.

Gij hebt mij eene volgzaamheid, eene aanhankelijkheid betoond, die ik gemeend heb u te vergelden, want ik heb met betere zorg en trouw over u gewaakt dan uw vader zelf; maar daaruit volgt immers nog niet, dat ik u had moeten spreken over alles, wat mij persoonlijk betrof, van dien zwaren last des levens dien het niet aan u was met mij te dragen; van dien smaad en die schande die mij uit Engeland wegdreven, om het onbescheiden medelijden mijner vrienden, den spot en het leedvermaak mijner vijanden te ontgaan. Hoe ik bedreigd werd door een opzienbarend proces, waarvan mijn naam (geen naam zonder beteekenis in mijn land, Francis! maar dien uw vader hier alleen kent en kennen zal), voor het groote publiek, dat naar schandalen hunkert, nog het piquante zou hebben verhoogd. Had ik u van dat alles moeten inlichten mijn kind? U, die ik in alles heb willen sparen! Had ik de kwellingen, het hartzeer, dat mij alleen gold en dat ik zorgvuldig voor de gansche wereld verborg, aan u, juist aan u, moeten blootleggen, om de gulden droomen uwer lente te verduisteren door de droeve nevelen van mijn herfst!"

»Wel dicht en droevig moeten die nevelen zijn, Mylord!" riep ik uit, evenzeer verbaasd als geërgerd over den toon van hoog hartige rust, dien hij aannam bij zijne toespraak. » Wel dicht en droevig, want zij hebben uw scherpen blik verhinderd te zien wat voor oogen lag: dat ik in de onwetendheid, waarin men mij hield, uit gebrek aan ervaring, mij al heel licht illusiën zou scheppen, wier verwezenlijking eene onmogelijkheid zou zijn. Welnu! weet dan, Mylord! gij, die met zooveel trouwe zorge over mij hebt gewaakt, dat ik aan dit gevaar niet ben ontkomen, en dat juist nu de gulden droomen mijner lente op het wreedste zijn verstoord!"

Een gebaar van schrik en verwondering ontsnapte hem, maar hij schudde zwijgend het hoofd. Dat ongeloof deed de vlam van mijn toorn en verontwaardiging in vollen gloed uitslaan! Ik barstte los in verwijten en klachten, die mijns ondanks mijn smartelijk geheim verrieden. Uit geheel zijne houding bleek het mij, dat mijne bekentenissen, in den vorm van een scherpe aan-