Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/232

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Ik meende niet anders of de pretendent stond u wel aan, en de oude heer was dringend."

»Gij heb u vergist; ik wij hem niet hebben, en ik wil hem zelfs niet ontvangen."

»Wat dat laatste betreft, Francis! dat moet zijn," sprak Sir John met gezag, en de enkele maal dat hij dien toon tegenover mij aannam, wist ik dat hij onderwerping eischte. »Gij zoudt mij een gek figuur laten maken; gij hebt dien jonkman aangemoedigd, zie nu zelf hoe gij hem zijne illusie ontneemt, maar ik waarschuw u, dat de wijze waarop men zulk een eerste aanzoek afslaat, licht voor het vervolg decideert. Als gij goed geëtablisseerd wilt worden, zorg dan dat uwe afwijzing in behoorlijken vorm geschiede."

»Ik wensch niets dan mijne onafhankelijkheid te bewaren voor het leven," antwoordde ik, terwijl ik juist lord William zag binnentreden. »Ik heb noch dien jonkman, noch iemand anders noodig voor mijn geluk, en ieder die zich over mijne toekomst meent te moeten bekommeren, kan zich daarnaar regelen."

Gij begrijpt hoe ik dien armen Karel Felters ontving. Alles liep samen, om mij als eene furie te doen verschijnen voor de oogen van den overbluften sukkel, die maar niet begrijpen kont dat zijne coquette danseres van den vorigen avond plotseling in zulk eene woeste mannenhaatster was omgetooverd. Want ik zorgde wel hem te zeggen, dat hij zijn échec niet voor zich zelven alleen behoefde te nemen. Hoe het kwam weet ik niet, maar hij bleef toch ongeloovig aarzelend, en kon maar niet besluiten heen te gaan. Dat prikkelde mijn reeds zoo geschokt zenuwgestel op het heftigst; ik wist niet hoe hem weg te krijgen, en hij moest toch weg, want ieder oogenblik kon lord William binnenkomen om afscheid te nemen, en die beiden daar samen, dat was te veel. Het toeval wilde dat ik Karel had moeten ontvangen in de kamer van sir John, die als zeeofficier nog pronkte met trofeeën van wapenen. In de overspanning van \’t oogenblik, woest van gejaagdheid, nam ik een paar schermdegens van een rek, bood den sidderenden en verbaasden jonkman er een aan, nam den anderen, zette mij in postuur en viel op hem uit; de ongelukkige bloodaard, die in zijn angst niet eens scheen te merken, dat het onschadelijke wapens waren, wierp het zijne weg en vlood in allerijl, terwijl ik hem toeriep: