Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/231

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een zoon, op wien ik juist niet veel had gelet, maar van wien men mij zeide, dat hij het gansche seizoen rondom mij heen geloopen had als smeekeling, om de kruimpjes mijner gunst op te vangen. Ditmaal als zoon van den huize, had hij een recht mij het eerst ten dans te vragen, en ik had mijne redenen om zijn voor komendheid niet af te stooten; ziet gij, Leopold! ik wil mij zelve niet beter voorstellen dan ik ben; ik liet mij niet slechts zijne hulde welgevallen, ik moedigde die aan. Als Lord William binnenkwam, moest hij mij treffen in een coquet, geanimeerd gesprek, of in een wilden, vroolijken galop; zoo viel het werkelijk uit. Maar toen hij eens dáár was, ondanks de tuimeling van den dans moest mijn oog hem toch volgen, alsof een magnetische attractie er mij toe dwong. Hij zelf, kalm en waardig als altijd, ging enkele dames van leeftijd toespreken en nam daarop plaats aan de speel tafel, waar hij, zooals ik later hoorde, eene belangrijke som verloor aan den majoor von Zwenken! Des anderen daags verscheen Mylord niet als gewoonlijk hij het luncheon; hij had nog veel te regelen voor zijne afreis, hoewel zijn kamerdienaar met de koffers later zou volgen. Ik begreep dat de gelegenheid om een vertrouwelijk woord met hem te wisselen mij met opzet zou benomen worden, en in waarheid, wij hadden elkaar niets meer te zeggen; als ik het tegendeel meende en nog eenmaal zijn boekvertrek wilde binnengaan, waar ik toch wist alles in verwarring en hem niet meer alleen te vinden, bleef ik als aan den grond genageld staan; neen, het was zóó beter, hij kon niet blijven, hij kon zelfs geen afscheid nemen. Sir John nam mij na ’t ontbijt ter zijde en kondigde mij aan, dat ik bezoek had te wachten in dienzelfden voormiddag. De bankier had acces gevraagd voor zijn zoon, en Sir John, die het eene goede partij achtte, had dit toegestaan! Gij begrijpt hoe ik dat opnam. Van een Lord William neer te dalen tot een Karel Felters!"

»Karel Felters!" herhaalde ik onwillekeurig.

»Ja! weet gij daar ook al van?" vroeg zij met zekere bitterheid.

»Denkelijk niet het rechte; ik bid u, Francis, ga voort," sprak ik met eene gejaagdheid, die ik niet wist te verbergen.

»’t Is niet heel mooi, wat er volgt, dat moet ik zelve zeggen. Ik verweet Sir John dat hij zulk eene beslissing had genomen zonder er mij in te kennen.