Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/230

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met Lord William. Ik deed het mogelijke om de sporen van de doorgestane smart te verbergen en liet mij werktuigelijk optooien; maar eens onder de wapens, nam ik het kloeke besluit om eene houding aan te nemen, die niemand, zelfs hem niet, het recht zou geven mij te beklagen of eene onbescheidene vraag te doen. Als gewoonlijk reden wij gezamenlijk naar de partij, en ik was vast besloten ditmaal zijn arm te weigeren en mij door Grootvader te laten binnenleiden. Ik kreeg hartklopping, reeds bij de gedachte aan die wraakneming en aan den indruk dien zij op hem zou maken. Dan, de wijze, voorzienige Heer had er anders over besloten.

Wij reden aan bij den Engelschen consul; Mylord stapte daar af en zou wat later komen!

Sir John onderhield zich daarop met Majoor von Zwenken, ik denk wel met zeker opzet, over mijn gast. »Het blijkt dat hij tot een besluit is gekomen, en dat er haast is bij de uitvoering. Hij neemt afscheid van den consul, hij heeft postpaarden besteld voor morgen, om hem naar de havenstad te brengen, waar morgen avond een stoomboot afvaart die rechtstreeks naar Londen gaat." Dit alles vernam ik, zonder dat het eigenlijk tot mij werd gericht; het viel mij als brandend lood op het hart, en toch was ik dank baar dat ik het zoo vernam, en dat niemand bij machte was in de duisternis van het rijtuig de gemoedsbeweging op mijn gelaat gade te slaan.

Voor het eerst trad ik in de wereld op zonder hem; het was of alles rondom mij ledig was, en of al die opgeschikte mannen en vrouwen, die daar om mij heen woelden, niets voor mij waren dan wassen beelden, in wier midden ik mij bevond, zonder iets met hen gemeen te hebben. Toch moest ik dansen, en ik wilde dat, liever dan praten. Met wie zou ik spreken, en waarover? Daarbij, als hij kwam moest hij mij zien in opgewekte stemming, moest hij mij zien niet als eene treurende verlatene; niets had hij voor mij gevoeld, niets dan mededoogen, dat er hem toe gebracht had mij zijn steun en bescherming te bieden; hij moest het nog weten, dat ik het eerste niet behoefde, en de laatste ontberen kon. Wij waren ten huize van een voornaam bankier, een der gros bonnets van de provincie, wiens vrouw meer dan eenige andere dame uit den kring zich met zekere moederlijke goedhartigheid mijner had aangetrokken. Zij had maar een kind,