Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Neen Rudolf! zeker niet! hij zou vreeselijk schrikken, en al de vroegere jammer en ellende, de vrees voor schande zou op nieuw over hem komen; daar is meer verloren gegaan dan geld alleen, dat weet gij wel! De eer is verbeurd, en ziedaar wat uw vader u nooit kan vergeven. En sprtek niet van teruggave; die kleine som, onbeteekenend in vergelijking van de zware offers die er voor u gebracht zijn, kan niet opwegen tegen hetgeen wij voor u gedaan, door u geleden hebben, en waarmede wij meenden voor ’t minst rust en vergetelheid gekocht te hebben".

Rudolf boog het hoofd, zuchtte en bleef zwijgen in diepe verslagenbeid.

Ik was met hem bewogen; ik had eene merkwaardige verandering opgemerkt in zijn gelaat, toen Francis hem zoo alle hoop ontnam; zijn verbleeken, de gespannen trekken, iets vochtigs dat de guitige oogen plotseling verduisterde, wekten mijn medegevoel in hooge mate. Hoe kon men zoo hard zijn voor een medemensch die gevallen was, als Francis bleek dit te zijn voor dezen ongelukkigen bloedverwant! Van die zijde had ik haar nog niet leeren kennen, al wist ik hoe Majoor Frans in drift kan uitvallen; hare trekken zelfs namen dien strakken, kouden ernst aan, die haar meer dan ooit op eene Romeinsche matrone deed gelijken, die deugd geene deugd acht, als zij niet boven het menschelijke gaat. Juist ditmaal viel zij niet uit in ruwe woorden; zij bleef kalm en waardig, maar er was eene uitdrukking van minachting in haar oog, die hem wien het gold verpletteren moest. Als Francis mij ooit zoo kon aanzien, zou het uit wezen tusschen mij en haar. Al griefde het mij, ik kon niet tusschen beiden treden. Er moest eene reden zijn voor hare onverbiddelijke strengheid, die ik niet kon doorgronden; tot zoolang moest ik mij onzijdig houden, te eer daar zij mij als met voordacht tot haar getuige had begeerd bij dit tooneel.


Eindelijk hief Rudolf zich op uit zijne gebogene houding, schonk zich een glas water in, dat hij in één teug ledigde, trad toen naar Francis toe, en de armen over elkaar kruisende, sprak hij haar aan op gansch veranderden toon :

»Luister eens, freule Mordaunt ! het komt mij voor dat gij, onder pretext van over ons huis te waken, mijn vader in zonderlinge voogdij houdt, en dat gij, zonder nog zijn wil te kennen, u met ongemeene hardheid verzet tegen eene verzoening tusschen