Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/255

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hem en mij; en het is wel vreemd, dat eene nicht, maar eene nicht, hier de rol speelt van een oudsten broeder, wangunstig op het goed onthaal van den verloren zoon!"

»Och! met uw verloren zoon!" riep Francis toornig; »Gij zijt de verloren zoon niet, gij geeft alleen toe aan eene opwelling van sensiblerie, die voldoening eischt, zooals gij altijd toegegeven hebt aan uwe lusten en hartstochten, ze mochten kosten wat het wilde."

»Wees ten minste niet bang, dat de schade ditmaal aan uwe zijde zal zijn!" viel hij in met zekere bitterheid. »Gij weet immers wel dat ik, verzoend of niet, geene aanspraak zal maken op de nalatenschap van mijn vader, die u sans conteste zal toevallen, daar ik noch den wil, noch de gelegenheid heb om mijn recht in dezen te laten gelden!"

»Dat mankeert er nog maar aan, dat gij mij van baatzucht verdenkt!" viel Francis in met sprekende verontwaardiging.

»Ik verdenk u niet; integendeel, ik ga gebukt onder het wicht van uwe edelmoedigheid en mijne verplichtingen, ik zeg het al leen om u gerust te stellen omtrent de mogelijke gevolgen van mijne verzoening met uw grootvader. Voor de wereld ben ik Richard Smithson, die te New-York burgerrecht heeft verkregen, laat mij nu een oogenblik Rudolf von Zwenken zijn, die zijn vader nog eenmaal wenscht weer te zien om hem vaarwel te zeggen voor eeuwig! Waarom zoudt gij u hiertegen verzetten?"

»Omdat uw vaarwel voor eeuwig niets verzekert voor de toekomst; gij komt altijd weer."

»Maar als ik nu eenmaal niet berusten wil in uwe weigering, als ik mij niet stoor aan uw verzet; als ik uit den eigen mond van mijn vader wij hooren, dat hij mij haat en verstoot! Wat belet mij hem op te zoeken? Ik weet nog heel goed den weg hier in huis; denkelijk zal ik hem nu in de groote goudleeren kamer vinden. De oude Frits, zoo hij mij tegenkomt, zal schrikken, maar mij niet afwijzen; de andere bedienden…"

»Zullen u evenmin terughouden: uw vader is zoo arm, dat wij het met dien eenen oppasser moeten doen! Als gij het er dus op toelegt om den zwakken ouden man te overvallen, kunt gij uw gang gaan; niemand zal u weerhouden. Maar dit eene moet ik u waarschuwen: gij zult Rolf bij hem vinden! Rolf, die u vanouds kent, en die het consigne van zijn overste zal gehoorzamen, wat het hem ook kos-