Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/259

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dood onschuldig was, ja, tot strengheid toe ernstig van hare zijde, was het toch een canavas waarop de ploerten en ploertinnen van ’t kleine stadje allerlei moois en leelijks borduurden tot hare schade! De klare, zuivere waarheid had haar geen nadeel kunnen berokkenen en zou slechts hare hulpvaardigheid in \’t ware licht hebben gesteld, daar zij tot hare diamanten toe had opgeofferd om mij armen zwerver voort te helpen buiten haar grootvader om; maar de fabeltjes die men daarop bouwde en elkaar in de ooren fluisterde, moesten haar declineeren in de publieke opinie. Ik heb dat later van anderen gehoord, toen ik buiten staat was er iets tegen te doen, al had ik mij zelven willen prijs geven om haar te verdedigen, Het is waar, men verzekerde mij tegelijk dat Francis zich er volstrekt niet aan stoorde en veel te fier was om zich daar niet over heen te zetten; maar toch, als er zoo iets in de lucht hangt tegen eene vrouw, dan wordt het haar voelbaar gemaakt of zij \’t erkennen wil of niet, en deze vergeeft het nooit aan hem die er de oorzaak van is."

»Dat zou wel kunnen zijn, en nu begrijp ik de uitdrukking van bitterheid, waarmee zij mij eens in de rede viel toen ik haar van hare parure sprak! Het is zeer verklaarbaar; en toch, ik zou haar nog hooger achten om hare edelmoedigheid, zoo zij u daarover geene rancune hield."

»Pouâh! dan zou zij volmaakt zijn; en de volmaakte vrouw die is, passez-moi la comparaison, evenmin te vinden als een paard dat alle goede kwaliteiten in zich vereenigt, zonder een enkel gebrek! Daarom mag my dear Francis met mij leven zooals zij goedvindt; al wil zij mij schoppen en bijten als eene weerbarstige merrie, ik zal het hoofd er onder buigen: ik ben weerloos tegen haar en…

Hij zweeg. Francis kwam terug, hare provisie in een mand aan den arm dragende.

Zij dekte voor ons op de groote marmeren tafel; zij had rijkeIijk voor brood en vleesch gezorgd, en zette een flesch wijn met twee glazen neer, terwijl zij mij zeide:

»Leo! doe mij het genoegen en soupeer met mijnheer Rudolf; ik zal een pretext zoeken voor uwe absentie daar beneden."

»Het zou mij waarlijk moeielijk vallen den generaal nu te zien en te spreken zonder iets te laten merken."

»Dat zou heel verkeerd zijn; als gij deernis hebt met den grijs-