Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hebt het verdiend;" maar dat alles belet met, dat ik mij nog herinner, dat ik van afkomst een patriciër ben, de zoon van een eervol hoofdofficier, en dat ik ook nog mijn vonkje eergevoel heb, al meent gij dat het heelemaal is uitgedoofd; en daarom zeg ik u: met bedriegelijke handelingen van zulken aard als gij dáár onderstelt, Francis, heb ik mij nooit ingelaten; ik zou nog eerder in een verlegen oogenblik een dief of een moordenaar kunnen worden, dan opzettelijk bedrog plegen, en ik heb nooit iets gedaan dat iemand het recht kan geven mij als falsaris aan te zien, en gij, Francis! gij die wel mijne schuld maar ook mijne rampspoeden kent, gij die, begaan met mijn ongeluk, zoo dikmaals voor mij gesproken hebt, hoe komt zulke schrikkelijke verdenking tegen mij bij u op?" »ik wenschte dat het niet dan eene verdenking ware, Rudolf," hernam Francis, die strak en onbewogen had geluisterd; »maar helaas! wij hebben de bewijzen en… "

»De bewijzen, dat ik een falsaris ben?" vroeg hij levendig en kennelijk in de smartelijkste verbazing.

»Valsche wissels door u uitgegeven; de namaak van uws vaders hand… ja! die zijn in ons bezit; ’t is mogelijk dat ik er geen verstand van heb, maar ik meende dat zoo iets met het bedrijf van een falsaris gelijk staat."

»Dat doet het ook! Maar gij zult toch niet staande houden, dat IK daaraan schuldig ben?"

»Zooals ik zeg, de bewijzen van uwe schuld zijn in mijne hand en zij kosten mij duur genoeg om gelijk te hebben tegen u. Ik wil het vergeven, Rudolf! met al het andere, want Leo heeft mij niet tevergeefs herinnerd, dat wij geene schuldvergiffenis hebben te hopen, waar wij zelven zonder verschooning zijn; maar… de waarheid is waarheid, en de feiten zijn het die tegen u getuigen!"

»Dat kan niet zijn, Francis! hier moet een misverstand plaat hebben, een schrikkelijk misverstand, dat ik u om Godswil bidde mij op te helderen; want als mijn vader en gij dat van mij gelooven, dan verwondert het mij niet meer dat hij mij liever dood waant dan te wenschen mij levend voor zich te zien, en evenmin dat gij, gij die vroeger zooveel deernis met mij hadt, nu met zoo diepe verachting op mij neerziet!"

»Maar er valt niet anders te verklaren dan dat de wissels kolonel von Zwenken gepresenteerd zijn en dat wij ze gehonoreerd