Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/288

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Dat’s dan afgesproken; en nu, laat me vooreerst aan de zorg voor alle deze goede lieden."

Ik hoorde die twee samen haspelen zonder er mij in te mengen. De onrust die ik een oogenblik gevat had, toen ik haar dien Willibald zoo hartelijk en gemeenzaam zag verwelkomen, was reeds voorbij: iemand waar Francis zoo mee omsprong, kon voor mij niet gevaarlijk zijn. Ik heb geen lust, Willem! u die jolige en woelige feesture verder te beschrijven; tegen drie uur trok allen af; de jubilaris had wat rust noodig en zocht zijne kamer. Rolf had nog van alles te bezorgen voor het diner, Francis daarentegen beweerde, dat zij nu adem kon scheppen en dat zij nog een rustig half uurtje had te geven aan haar vriend Willibald, dien zij, zooals vroeger, gemeenzaam onder den arm nam, als ware hij de dame en zij de cavalier geweest; ik wilde mijns weegs gaan, maar zij riep mij toe dat de kapitein haar niets kon te zeggen hebben wat voor haar neef Leopold een geheim moest zijn. Ik vond de onderstelling gewaagd, maar de kapitein verzekerde mij dat ik volstrekt geen facheux troisieme zou zijn, en zoo wandelde ik mee op naar den vervallen koepel, een uitgezocht rustpunt.

»En nu, whats the matter?" zei Francis, zich tusschen ons in plaatsende. »Ik verleen audiëntie."

»Het is allereerst een verzoek van mijne vrouw," sprak hij met eenige verlegenheid.

»Nu! als ik daaraan voldoen kan…"

»Heel gemakkelijk. Zij wenschte zoozeer uwe kennis te maken, en vraagt, wanneer het u convenieert eens eenigen tijd bij ons te komen logeeren."

»Het spijt mij dat ik het eerste verzoek van uwe vrouw moet afslaan, Willibald; maar het convenieert mij in ’t geheel niet," sprak zij ernstig; »ik laat mijn grootvader nooit meer alleen."

»Welnu! wat verhindert den generaal…"

»Onmogelijk, wij hebben ons niet geretireerd om weer in de wereld te gaan."

»Maar wij leven niet in de wereld; wij hebben ons ingericht op een goeden voet, dat is alles. Mijne vrouw houdt er niet van en… ze is nog altijd een weinig timide, en ik beloof u, dat gij geen menschen zien zult als gij niet wilt…"

»En de generaal! zou die ook geen menschen willen zien,