Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/305

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Toen ik terugkeerde, lag de generaal nog altijd zonder kennelijk bewustzijn in dezelfde houding; er had zeker eene heftige woordenwisseling plaats gevonden tusschen Francis en Rudolf, waarbij deze de nederlaag had geleden, want ik vond hem achter het priëel verscholen tegen een boom geleund, en zich het gelaat bedekkend in stomme, radelooze smart.

»Tranen en handenwringen baten nu niet," duwde Francis hem toe, »help mij liever om hem te vervoeren!’

»Mag ik?" riep hij als opgewekt uit zijne vertwijfeling.

»Het kwaad is immers nu toch geschied! Breng hem over, eer hij bijkomt; Leo zal u wel helpen."

»Dat is niet noodig; hij is mijn vader en het is mijn recht," riep hij bijna woest, trad toe en vatte den grijsaard op met de omzichtigheid, maar tegelijk met de zekerheid van iemand voor wien het een lichte last moest zijn, Hij nam hem op de beide armen, en hij liep er zoo vlug en vast mee voort, dat wij moeite hadden hem bij te houden. Bleek als de patiënt zelf volgde Francis en wees de groote zijkamer aan als de voorloopige rustplaats.

»Ware het niet beter in eens door, naar zijne slaapkamer, op zijn bed?" vroeg Rudolf, en hij besteeg alreeds den eersten trap.

»Maar dat zal u onmogelijk zijn!" voerden wij beiden tegen. Rudolf antwoordde alleen met voort te gaan en bereikte de eerste verdieping, waar van ouds de generaal zijn logis had. Francis haastte zich de deur van de slaapkamer open te doen, en binnen eenige minuten lag de bewustelooze op zijn bed, nog altijd met de starende oogen, die niet schenen te zien.

»God lof, we zijn er!" sprak Rudolf met zijne heesche stem, nu op een stoel neerzinkende. »Ik heb wel sterker tours de force gedaan, maar geen waarbij mij het hart zoo heeft geklopt." Francis dankte hem voor zijne hulp.

»Mag ik hier blijven tot hij weer bijkomt?" vroeg hij ootmoedig. »Verscholen aan deze zijde van het ledikant, kan hij mij onmogelijk zien."

»Gij kunt nu niet heengaan, dat gevoel ik; maar wij moeten Rolf laten roepen, en als die komt en u ziet…"

»Als hij opschudding maakt, draai ik hem den hals om; dood-