Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/304

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dood berokkend."

»Neen, Francis! neen! hij is bewusteloos, hij is koud als een lijk; maar ik vond hem zóó; ik zweer u bij alles wat mij lief is, dat ik hem zoo gevonden heb."

Werkelijk zat daar de generaal, stokstijf en onbewegelijk als een doode; zijn hoofd was op gedwongen wijze naar ééne zijde gekeerd, en zou mogelijk dieper zijn neergevallen, zoo het latwerk van het priëel, nog maar weinig, door de dunne bladeren, bedekt, het niet tegengehouden had; zijn gelaat zag blauw bleek, als ware hij verworgd; zijne oogen stonden strak en wijd open, maar het was blijkbaar dat zij niet zagen; zijne gelaatstrekken waren akelig verwrongen; de armen hingen als verlamd langs het lichaam; de hand die Rudolf losliet viel roerloos neer en was ijskoud, toen ik die vatte om te onderzoeken of de pols was te vinden. Francis maakte zijn das en boord los, ontblootte den hals en wreef de slapen met eau de cologne, het eerste wat zij terstond bij de hand had. Het bleek dat er nog leven was! de inwrijving met het scherpe geurige water scheen de reukzenuwen aan te doen, er was geene volstrekte gevoelloosheid. Maar er moest hulp zijn,oogenblikkelijke hulp. »Is er geen geneesheer in de buurt?" vroeg ik.

»Niet ver het dorp in woont de chirurgijn die hier pas gekomen is," antwoordde Francis.

»Dan vlieg ik er heen!" riep Rudolf met levendigheid,

»’t Is veel beter dat Frits gaat," besliste Francis.

Zij had gelijk, en ik liep het huis binnen om den ouden getrouwen Frits op te zoeken, en aan hem het geval mede te deelen! Ik begreep nu wat hem den ganschen dag zoo strak en somber had gemaakt.

»De generaal eene attaque," riep hij met tranen in de oogen: »dan is hij geschrikt of heeft zich boos gemaakt, en — dat, dat is mijne schuld!"

»Maar Frits!"

»Neen jonker, het is zooals ik zeg; ik had het niet moeten toelaten, maar kon ik… ik, mijnheer Rudolf wegjagen, verklagen?"

»Neen, goede trouwe man, dat mocht gij niet; maar nu — weet te zwijgen en haast u."

»Dat zult gij zien!" en hij ijlde weg met een spoed of er jeugdige kracht was gevaren in zijne oude beenen.