Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/307

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gewoonlijk tot kamerdienaar. Ik leidde Francis ter zijde in een kabinetje, waar ook Rudolf zich verscholen hield in ademlooze spanning over de uitspraak van den chirurgijn. Francis liet ons samen, om haar zijden japon te verwisselen met een negligé. Door de deur, die wij op een kier hadden gelaten, konden Rudolf en ik alles waarnemen wat er met den patiënt voorviel. Toen hij bijkwam, vroeg hij met eene zonderling veranderde stem, met eene stamelende tong, naar Francis; toen zij kwam, nog voor men haar had kunnen roepen, deed hij haar op verwarden en verwilderden toon vragen, die de geneesheer voor koortsachtig ijlen aanzag, maar waaruit het voor ons overigen duidelijk bleek, dat hij Rudolf gezien en herkend had en ook nu bij zijne kennis was, daar hij ondanks alles zorgde geen naam te noemen.

»Men moet den patiënt de meest mogelijke rust verzekeren, anders krijgen wij hersenkoorts," besliste de jonge geneeskundige eer hij heenging, door Frits vergezeld, die ter wille van den spoed op de medicijnen zou blijven wachten.

»Zou het u rust geven den persoon te zien dien ge straks hebt aangeduid?" vroeg ik den generaal, toen wij alleen onder huisgenooten waren.

»Neen, neen! ik weet dat hij er is, hij moet gaan, hij moet mij niet onder de oogen komen, of ik vervloek hem!"

Het werd stamelende en met moeite uitgebracht; maar toch bitter en dreigend, kennelijk met volkomen bewustheid. Wij hoorden een luiden snik; Rudolf had verstaan!

Het werd noodig hem te verwijderen.

Rolf zou dien nacht met Francis blijven waken; ik voerde Rudolf weg; de forsche man wankelde op zijne voeten, ik moest hem steunen.

Toen wij mijne kamer bereikt hadden, viel hij als een verslagene op de sofa neer! »’t Is gedaan, ik had niets beters te hopen noch te wachten, niets beters verdiend ook!" en hij schreide als een kind.

»Francis had toch gelijk, gij hadt niet moeten weerkeeren tegen uwe belofte."

»Ik ben niet weg geweest! Frits heeft mij betrapt toen ik den tuinmuur wilde overklimmen, en ik moest mij bekend maken om alarm te voorkomen, want hij hield mij in ’t eerst voor een dief.