Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/316

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Maar nu weet gij zelve wel, dat alles anders is geworden tusschen ons. Ik heb groote vrijmoedigheid gebruikt jegens u, met u te wijzen op zulke gebreken, die ik achtte dat uw edel karakter konden schaden. Gij hebt die opmerkzaamheid genomen voor ’t geen zij was: bewijs van innige belangstelling, en gij hebt die beloond met uw volle vertrouwen. Maar gij begrijpt toch zelve wel, dat ik mij niet veroorloofd zou hebben, zoo lang en op zulke wijze met u om te gaan, als er niet een vast voornemen bij mij bestond om u tot mijne vrouw te vragen!"

»Dat klinkt werkelijk als eene declaratie à bout portant, en daar ik zoo’n brusken uitval van u wel niet had kunnen wachten, neem ik die voor ’t geen zij schijnt: eene raillerie. Ik weet het, gij houdt daarvan, om mij een weinigje te prikkelen en u te amuseeren met mijne reparties, en dat is gelukkig voor u, want anders zoudt gij in gevaar zijn om zoo maar plomp weg een blauwtje te loopen."

Ik begreep dat zij tot de tanden toe geharnast in den strijd was gegaan; zij was koel, scherp en hoog in haar antwoord; maar in de stem, die onverschillig en schertsend wilde zijn, trilde eene ontroering, die zij door het afwenden van het gelaat trachtte te ontveinzen.

»Om de waarheid te zeggen, Francis! ik sla volstrekt geen geloof aan uw blauwtje. Gij wilt mij misverstaan, omdat gij in eene kwelzieke luim zijt en besloten om u te weren tot het uiterste tegen de inspraak van uw hart; maar gij hebt u niet zoo kunnen vergissen in het mijne, of weet dat ik nu spreek in vollen ernst."

»Nu dan, Leo!" viel zij in met een diepen zucht, »Als gij er ernst van maken wilt, moet ik u herinneren aan mijne vroegere waarschuwing om mij van zulke wenschen niet weer te spreken; het kan, het mag niet zijn!"

»Waarom toch niet? Heb ik mij zoo vergist, toen ik dacht dat ik u niet geheel onverschillig was? Ik hoopte wat beters van u, ik meende toch dat gij wel iets voor mij gevoeldet."

Zij knikte met afgewend gelaat en zweeg, maar op eens hoorde ik iets als een gesmoorden snik.

»Zijt gij dan mogelijk niet meer vrij?" vroeg ik zacht en zelf diep bewogen, hare hand nemende en mij voor haar plaatsend om haar in de oogen te kunnen zien.