Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/321

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Nu begrijp IK u niet," hervatte zij, mij met een naïeve bevreemding aanziende, »daar is hier waarlijk geene oorzaak voor zulke verrukking. Meent gij dat het een lichte zaak is voor mij, in omstandigheden als de mijne, om een kind groot te brengen en in de behoeften van eene krankzinnige vrouw te voorzien?"

Ik dankte den Hemel uit den grond van mijn hart, dat zij in hare onschuld mij zóó had misverstaan; ik had gelukkig nog genoeg tegenwoordigheid van geest om mij te redden en haar gedachtenloop te vatten; ik begreep dat ik reddeloos verloren moest zijn bij haar, als zij raadde welk vermoeden mij een oogenblik had bezield.

»Zeer zeker is dat geen lichte last, Francis; integendeel, het moet bijkans eene ondragelijke zijn voor u alleen; maar ik, die gevreesd had dat er eenige onoverkomelijke hindernis zou liggen tusschen u en mij, ik verblijd mij dat het niets ergers is."

»Och!" sprak zij met zekere ergernis over mijne onbevattelijkheid; »gij mannen wilt nooit bezwaren zien als gij iets wenscht. Het IS eene onoverkomelijke hindernis, ik zeg het u, in onze omstandigheden. Gij weet eigenlijk nog niets en gij praat al voort of gij alles in één oogwenk zoudt kunnen schikken. Ik heb, mij nu al die onaangename scène van dat oude wijf op den hals gebaald om u, omdat ik met u ben gaan wandelen, in plaats van naar het dorp O. te rijden, om mijn kleinen Harry te zien, en bovenal om het kostgeld te betalen aan de grootmoeder, en wie weet wat al niet bovendien, want zij exploiteeren mij daar, Leo! Zij exploiteeren mij op eene gruwelijke wijze, en ik weet er mij niet tegen te weren, omdat ik mij niet onschuldig kan achten aan den dood van den vader, aan de oneer en de krankzinnigheid der moeder."

Ik begreep dat ik niet beters had te doen dan maar rustig aan te hooren wat zij mij uit zich zelve wilde mededeelen; ik moest er naar trachten haar mijne vroegere opvatting te doen vergeten.

»Wij exploiteeren uwe teerheid van consciëtie, Francis!" sprak ik, terwijl ik naast haar plaats nam op de rustique bank.

»Zoo is het Leo! Gij hebt laatst gehoord hoe jammerlijk die arme Harry Blount is omgekomen. Nu dan, bij zijn sterven had ik met smartelijke heftigheid uitgeroepen: »Ik, ik heb hem den dood aangedaan!" Die uitroep van bittere zelfbeschuldiging had