Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/327

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was het werkelijk. Francis vooral scheen daar tegen op te zien. Toen wij reeds de oude brug in ’t gezicht hadden, werd haar tred zoo slepend en aarzelend, dat ik haar vroeg of zij vermoeid was?

»Ik geloof ja!" sprak zij, »ik zou nog wel wat op dat mos onder dien grooten eik willen rusten, eer wij de vesting weer binnengaan. Het wordt mij angstig om het hart: het is mij of alles wat daar ginds mij tergt en drukt nu weer in volle zwaarte op mij neervalt. Ik kan zóó nog niet scheiden van mijn geluk!"

»Wij zullen rusten, liefste, en ik gevoel mee iets van \’t geen waar gij tegen op ziet; maar het moet niet te veel zijn; ons geluk gaat ontluiken, er is nu geen kwestie van scheiding, dan voor een korte poos; welhaast zult gij de Werve met gansch andere oogen aanzien!"

»Och, Leo! ik wenschte dat wij er niet meer moesten binnengaan; ik wenschte, dat ik nu zóó met u kon wegvluchten, en dat er niets of niemand zich meer stellen kon tusschen u en mij!"

»Wij zullen wegvluchten, allerliefste dweepster; maar er moeten eerst eenige formaliteiten plaats vinden, die ons het recht geven met opgeheven hoofd te keeren."

»Dat is wel jammer, want ik zie tegen dat alles op als tegen een onbeklimbaar rotspad. Al die convenances, waar gij zoo aan hecht en die men in ’t oog moet houden…"

»Ik hecht er waarlijk niet zooveel meer aan dan gij. Formalisme is gansch mijn zwak niet, maar toch… men mag zekere vormen niet al te zeer in het aangezicht slaan; juist is ons gegeva;…"

»En dan al die laffe en valsche menschen, die met gehuichelde glimlachjes hunne felicitaties komen mompelen, terwijl zij in stilte uwe dwaasheid bespotten, dat gij MAJOOR FRANS uwe hand durft reiken,"

Ik liet haar niet toe dien laatsten volzin uit te spreken.

Zij moest boete doen met een kus voor die lasterlijke onderstelling.

»Wij zullen het zoo eenvoudig aanleggen als gij maar wenschen kunt, Francis! maar wij moeten voldoen aan de eischen van ’t sociale leven, en naar mijne innigste overtuiging ook aan de eischen der consciëntie. Een verbond voor het leven van zulken ernstigen aard, als het huwelijk, moet niet gesloten worden zonder kerkelijke wijding."