Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/329

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Neen, gij behoeft niet ongerust te wezen, want wij zullen anders beginnen. Gij hebt mij geen oogenblik in ’t onzekere gelaten omtrent uwe intentiën, en ik zal woord houden als ik eene belofte heb gedaan. Ik zei u dit alleen om u te bewijzen dat Majoor Frans de »heeren en dames" goed in de kaart heeft gekeken, terwijl zij over haar de schouders ophaalden, en dat ik mij zelve aan hen leerde spiegelen en het vaste voornemen vatte mijne onafhankelijkheid te bewaren, tenzij ik den man vond, dien ik zóó kon achten en liefhebben, dat hij geen recht en geen wet behoeft te laten gelden, omdat mijn hart hem als mijn meerdere heeft erkend."

»En van wien gij wel gelooven zult, Francis! dat zijne belofte van liefde en trouw hem diepe, heilige ernst zal zijn."

»Ja, Leo, dat geloof ik van u. Gij zult noch een tiran, noch een slaaf wezen, en ik, dit moet ik u bekennen, ik zou nooit de slavin kunnen zijn van een man."

»Slaafschheid van zin is, bij mannen als vrouwen beiden, grootheid van ziel, ontwikkeling en volmaking van ’t karakter in den weg. Ieder onzer moet zich zelf blijven en in elkaar zich zelf eeren en liefhebben. Het moet tusschen ons zijn als Tennyson zegt:

Sit side by side, full summed in all their powers
. . . . . . . . . . . . . . . . . .
Self reverend each and reverencing each
Distinct in individualities,
But like each other even as those who love"

»Dat is ’t juist, dat is ’t!" juichte zij, in verrukking mijne hand vattend en die aan hare lippen brengende, »Maar nu, dearest! Laat ons gaan, want anders slaan ze alarm in ’t kasteel!"

Die gissing bleek waarheid. Rolf en Frits stonden met angstige gezichten naar ons uit te kijken toen wij aankwamen; maar de generaal was niet uit zijn humeur, zooals wij vermoed hadden; integendeel, hij was druk bezig met zijne papieren toen wij binnentraden; arm in arm, zooals Francis het gewild had, om hem terstond op de hoogte te brengen van onze verhouding. Maar hij lette daar niet op; hij gunde ons den tijd niet om hem iets te zeggen.

»Francis!" riep hij, een brief in de hoogte houdende, met stralende oogen en een gelaat of hij verjongd ware. »Waarom zijt