Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/365

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zuchtte Laura. »Och! ik zou nog wel mee kunnen, want ik ben immers niet ziek, en dokter zei, ik mocht mij hier wel bewegen. Maar die trap, die akelige trap, dat is ’t grootste bezwaar! ’t Is toch iets, op zoo’n bovenhuis te moeten wonen!"

»Een eigen huis in ’t Voorhout te bewonen, ware zeker in ieder opzicht aangenamer!" hernam mevrouw Trotsenburg op een toon van diepe zwaarmoedigbeid; »en ik weet dat mijne Laura zich dáár het best op hare plaats zou gevoelen. Maar toch, kindlief! bedenk dat onze fortuin, of liever onze misfortuin, ons diergelijke leefwijze niet meer permitteert."

»Ik heb waarlijk die herinnering niet noodig, moeder," repliceerde Laura met bitterheid; »ik weet het maar al te goed, ik voel het op iedere wijze dat wij arm zijn!"

»Neen, Laura, arm zijn wij niet. Maar het grieft mij, dat gij mij telkens dwingt het u te herhalen: sinds den dood van uw vader zijn wij niet meer rijk."

»Niet meer rijk! Dat is zeker, voor wie het gewoon zijn, erger dan de armoede; voor den arme, die den overvloed niet heeft gekend!"


Rijkdom en armoede beide zijn zeer betrekkelijk.

De weelde, de comforts, waarmee deze dames nog omgeven waren, zou inderdaad aisance zijn geweest voor menigeen. Voor haar was het reeds iets van bekrompenheid.

Niet meer rijk! dáár lag de wonde.

Zij waren eens rijk geweest, en hadden zich moeten bekrimpen. Laura, die al de genietingen van eene leefwijze op grootschen voet had gekend, had zich niet zonder morrend ongeduld kunnen schikken naar de eenvoudige wijze, waarop mevrouw Trotsenburg, na den dood van haar echtgenoot, besluiten moest zich in te richten. En het was met een nooit overwonnen spijt, dat zij elk gemis, dat daarvan het gevolg was, niet droeg, maar torste; het scheelde niet veel of zij maakte er hare moeder een verwijt van, dat deze zulke verandering had ingesteld, terwijl zij juist met het oog op Laura’s toekomst zich offers getroostte, die haar evenmin licht vielen, al droeg zij ze met grooter gewilligheid.

Laura begreep niets, wilde niets begrijpen van die teere en kloeke moederlijke voorzorge, maar klaagde steeds over elke ontbering, als ware die haar uit willekeur opgelegd. Mevrouw Trot-