Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/439

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wetendheid waarin wij verkeerden omtrent hetgeen er te uwen huize voorviel, heeft ons… zeer gekweld. Ondanks alles wat Laura daartegen, zeide, bleef ik nog altijd gelooven dat het met die scheiding zoo ernstig niet gemeend was, dat Albert zou weerkeeren en dat het misverstand tusschen de jongelui zou worden uit den weg geruimd…"

»Zooals zij gescheiden zijn, kon Albert niet terugkeeren, mevrouw, geloof mij daarin. Het was ongelukkig heel iets anders dan een misverstand, het was.… de openbaring van een verschil dat dieper dat niet was weg te ruimen, en waaruit wortelen van bitterheid en tweedracht zouden opschieten, telkens opnieuw, al waren zij ook uiterlijk verzoend en verbonden…"

»Ik weet wel, dat Laura hem hooger eischen heeft gesteld dan die hij kon voldoen; maar toch… zij is nog te jong om zoo vast te staan op ’t geen zij wil of niet wil. En Albert, als hij haar werkelijk zoo lief had gehad, zou nog wel eens eene poging hebben kunnen doen, of getracht hebben naar eene toenadering…"

»Luister, mevrouw! Albert kan zwak zijn, ik weet het, al heeft hij getracht die zwakheid voor mij te verbergen; maar eens tot een besluit gekomen, weet hij er bij te blijven, wat het hem ook moge kosten. Oordeel zelve: in hetzelfde uur dat Albert zijn beslissend onderhoud had met Laura, werd ik verrast door een bezoek van Adelsteyn, die mijne hand vroeg. Ik stemde toe, in de hoop dat Albert’s vereeniging met Laura mogelijk zou zijn, en dat mijn broeder mij dan zou kunnen missen. Zijn voorkomen, toen hij bij ons terugkwam, bewees mij dat ik mij deerlijk had vergist. Hij wilde ons zijne smartelijke teleurstelling ontveinzen, maar mij kon hij niet misleiden, en Marius bracht hem tot volle bekentenis, laat ik liever zeggen, wist hem te bewegen zijn gansche hart voor ons uit te storten, Toen sprak het vanzelf, dat ik aanbood Albert ter zijde te blijven, zoolang hij mij noodig had. Maar deze wilde dat offer niet aannemen, en Marius ze ronduit, dat hij zelfzuchtig genoeg was om daarin niet te berusten. Hij wist er wat beters op. Hij doet belangrijke zaken, die hem jaarlijks veel winst opleveren; hij wilde dat Albert zich met hem zou associëren — »onder zwagers," zei hij, »wam het er niet op aan of men wat meer of wat minder in de vennootschap aanbracht; — en daarmee zou Albert op zulken voet kunnen leven, dat hij de eischen van zekere Haagsche jonge dame ten