Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

»Maar mijn goede heer!” viel ik in, »wie zou tante geweest zijn, zoo zij u niet in alle ruimte had bedacht? Het is mij volstrekt niet te doen om u in iets te beknibbelen. ’t Is voor mij zooveel als eene pelgrimaadje…”

»Die heel licht te volbrengen is, als gij mij het genoegen wilt doen hier te eten. Na den middag rijden wij er even heen; ’t is geen half uur van de stad. De freule heeft beschreven, dat de gansche huishouding drie maanden na haar dood zou blijven gaan op denzelfden voet, dat hare kleederen onder hare bedienden moeten verdeeld worden, behalve de kleinoodiën, die aan u verblijven, en dat ik alles wat mij geschikt voorkomt van het huisraad tegen taxatie mag overnemen; het overige moet verkocht worden. Mogelijk vindt de jonker echter een of ander, dat hij behouden wil als souvenir.”

»Wel zeker! de statuette van Voltaire,” zeide ik lachende, en daarbij bleven voor ’t oogenblik de mededeelingen. Wij gingen koffiedrinken met zijne vrouw en dochter en na den eten reden wij naar Doornhove.

Het interieur van tantes woning gaf mij niet veel meer licht over haar persoon en karakter, dan ik reeds ontvangen had. De oude kamenier verkondigde met ijskoude trekken en droge oogen haar lof in vrome termen. De jongere keukenmeid vond stroomen tranen om den »jonker” te begroeten, die zeker ook zoo bedroefd moest zijn. De huisknecht keek mij aan of hij meende dat ik in zijne rechten kwam treden, en de kamers waren gemeubeld zooals ik mij reeds had voorgesteld zoomin antiek als modern. Daar waren nog wat meubels style empire, maar het meeste was uit den goelijk karakterloozen tijd van Willem I, toen zij zich hier inrichtte, en sinds was er niet veel bijgekomen. Op comfort scheen ze niet bijzonder gesteld; er was maar één groote canapé in ’t heele huis en een armstoel à la Voltaire, dien zij alleen ’s middags een uurtje gebruikte. Het moet eene wakkere, werkzame vrouw zijn geweest tot in hare laatste levensdagen. Zij beheerde zelf met behulp van van Beek al hare goederen, beschikte persoonlijk over interesten en geldbeleggingen en liet zich maandelijks rekenschap geven van alles. »Ze zat altijd te cijferen en te schrijven, als ze niet zat te lezen of te breien,” zei de oude kamenier .

»En wat las ze?” vroeg ik.