Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dochter, wier fortuin bij het overlijden van haar vader toch al zeer gereduceerd zal zijn, totaal te ruïneeren. Wat daarvan zij, eene parure in paarlen en de prachtige diamanten spelden was alles wat zij kon missen op dit oogenblik, maar zij had er die dan ook voor over. Mejonkvrouw Roselaer had mij eens voor al opgedragen de von Zwenkens in allen nood bij te staan, moyennant degelijk onderpand. Ik meende dit geval in dat voorschrift te moeten begrijpen, en ik schoot het geld voor tegen billijke rente, op mijn eigen risico, zoo de oude freule de zaak niet mocht goedkeuren; maar het tegendeel bleek, en de sieraden zijn nog onder mijne berusting, daar ze tot hiertoe nog niet zijn opgevorderd."

»En de rente?"

»De freule schijnt daar niet aan te denken," hernam Overberg met een goelijk glimlachje; »die laten we maar stilletjes oploopen tot tijd en wijle… Als het met uwe intentië strookt, kunnen wij dat aparte zaakje onder ons afdoen."

»Wij zullen zien, mijnheer Overberg. In elk geval kan het mij te pas komen dit te weten. En hebt gij niet vernomen welk gebruik de jonge dame dacht te maken van dat geld?"

»Zij moest er iemand mee helpen, die zich niet tot den kolonel kon wenden (onder ons gezegd, zou het dezen ook niet licht zijn gevallen die hulp te verleenen). In welke betrekking zij zelve stond tot den persoon in kwestie, kwam ik niet te weten. Hij is maar een dag of vier hier gebleven; zelf heb ik hem niet ontmoet, maar zooals gij gehoord hebt, was er geen gebrek aan sprookjes over zijne faits et gestes. Sommigen beweerden hem gezien te hebben in de kleeding en de manieren van een gentleman; anderen wisten voor zeker, dat hij er als een schooier uitzag, zich in een gemeene herberg bedronk en niets beters was dan een brutale avonturier, ’t geen wel zou kunnen zijn, want het mededoogen der vrouwen is wel eens zeer slecht geplaatst."

»En ’t voorval met den koetsier? Blinkt daarin ook hare vrouwelijke meewarigheid uit?" vroeg ik, niet zonder wat bitterheid.

»Dat zal ik niet zeggen; maar er kon toch wel eens minder kwaad achter schuilen dan de beminnelijke dames er in willen zien. In uw geval zou ik den tocht naar de Werve niet uitstellen tot ik daar het rechte van wist. Ik heb freule Mordaunt wel hoo-