Pagina:Bosboom-Toussaint, Majoor Frans enz (1888).pdf/68

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

and zou te doen krijgen, die weerbaar genoeg was om partij te trekken van een onhandigen aanval; het was dus beter, vooruit geene manoeuvres te bepalen, die door de eerste caprice de beste van »den Majoor" onuitvoerbaar konden worden gemaakt.

Het beste was maar »voir venir" en handelen naar omstandigbeid, Het veni, vidi, vici zou hier toch niet te pas komen. Menig ander ware wellicht niet eens op de conquête uitgegaan na een soireetje zooals ik had moeten bijwonen; maar nu de nevelen van den nacht wat opgeklaard waren, voelde ik mij, ondanks alles, geprikkeld door iets dat sterker was dan alle vooroordeel. Het spreekt wel vanzelf, dat ik mijne eer hoog genoeg houde om met Cesar te zeggen, dat mijne vrouwonverdacht moet zijn; — onbesproken is de arme Majoor Frans zeker niet, — maar als de verdenking eens bleek niet op deugdelijke gronden te berusten, als men die logenstraffen kon, door de feiten tot hunne rechte proporties terug te brengen, dan, ik vroeg het mij zelven af in die verhängnissvolle ure, is het dan niet de plicht van een edelman om de publieke opinie te braveeren waar zij dwaalt, en met der daad haar den rechten weg te toonen? Is zulk een triomf niet een meer waardige dan het schuchter terugwijken voor de meening van wie weet wien? die zich door wie weet wat heeft gevormd? Is het niet een wat al te plompe heerschappij, die het vormlooze schepsel MEN voert over de gemoederen? Wordt het geen tijd in onze dagen, waarin men alle gezag in kwestie stelt en niets onaangevochten laat, ook dit aanmatigend veemgericht te controleeren en er zich niet voor te buigen? Ik althans zal den moed hebben het te doen en alle lastertongen te laten klappen. Ik zeg niet: als Francis mij bevalt, want de kwestie van hare meerdere of mindere beminnelijkheid kan ik in deze niet meetellen, daar het een plicht geldt; maar als ik voor mij zelven in mijne consciëntie overtuigd ben, dat zij geen misstap heeft begaan, geene betrekkingen heeft aangeknoopt die vlekken hebben geworpen op haar leven en waardoor werkelijk de eer van een echtgenoot kan worden gekwetst, Dit voornemen schijnt roekeloos, en gij glimlacht als gij dit leest, bij de gedachte dat ik wel van besluit veranderen zal eer het er toe komt; maar ’k moet u herinneren aan de eerste dagen onzer kennismaking te Leiden, toen gij, reeds oud student en Mr. op het tipje, mij als armen groen onder uwe hoede naamt en welhaast de hand der