Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/229

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

der zegepralende Koningin. Die liet zich niet lang verbeiden. Zestig bekende deelnemers werden in de meest bezochte wijken der stad opgehangen en hunne lijken niet weggenomen. Een half jaar lang strekten die afgrijselijke overblijfselen tot een waarschuwend voorbeeld tegen elken aanslag. Hierbij bleef het niet. Behalve Wyatt en velen zijner lieden, die in het oproer waren gevangen geraakt, werden de kerkers gevuld met ware of gewaande schuldigen, Een gestild oproer, eene mislukte samenzwering laat een ruim veld open voor algemeene of bijzondere wraakoefening. En menigeen werd er onder de schuldigen begrepen, die nooit deel of kennis had gehad aan de misdaad der anderen. De lang uitgestelde rechtspleging der ongelukkige Johanna Gray werd nu voltrokken. Haar gemaal, Guilford Dudley, zag zich in haar val medegesleept. Het proces van haar eerzuchtigen vader werd spoedig uitgewezen. Allen vielen onder de bijl des scherprechters. Een huiveringwekkend verschiet voor alle anderen, die Maria’s achterdocht en wraak te duchten had den! Ook rilde Elisabeth, die men opzettelijk van deze schrik tooneelen niet onkundig gelaten had, toen zij kort daarna den Bisschop-Kanselier met twee zijner raadslieden opnieuw tot een verhoor bij haar zag binnentreden.

»Wyatt en sommigen zijner medeplichtigen hebben, in een scherp verhoor, uwe Ladyschap en den Graaf van Devonshire als deelnemers aan hun verraad genoemd, en ik vermaan u om niet langer hardnekkig uwe schuld te blijven ontkennen, maar veeleer de goedertierenheid der Koningin in te roepen. De Graaf Courtenay heeft u hierin een voorbeeld gegeven; hij heeft zijne dwaling bekend en zijn heil alleen gezocht in de genade zijner Vorstin.”

»Ik geloof niet, Kanselier!” sprak Elisabeth, met moed en vastheid, »dat de Graaf ooit in staat is geweest, iets tegen het koninkrijk of tegen de Koningin te ondernemen; ik ben er in tegendeel van verzekerd, dat hij steeds in elk zijner daden en woorden den diepsten eerbied voor Hare Majesteit heeft aan den dag gelegd, en het is dus niet mogelijk, dat hij een zoo groot vijand kan zijn van zich zelven en van zijne eer, om zich van eene misdaad te beschuldigen, waaraan hij nooit heeft ge dacht. En wat mij betreft, ik betuig, voor God en bij het heil