Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/387

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hij van den vroegen ochtendstond af, tot op dit late middaguur toe, rusteloos voortgejaagd was geworden van den eenen arbeid naar den anderen; van den eenen kamp naar den anderen; hoe hij gestaan had, als staatsman, tegenover Adriaan van Utrecht, als onderdaan, tegenover Chièvres, den gunsteling van zijn Vorst, als Regent, tegenover den Admirante van Castilië en zijne trotsche partij, als veldheer, tegenover Jean d’Albret en Horuc Barbarossa, als priester eindelijk, tegen den souverein van Rome, wien hij de tienden der kerkelijke beneficiën weigeren moest. En daarbij was hij tachtig jaar, en zijn vasten, zijn waken, zijn werken hadden hem misschien nog meer gesloopt dan zijn leeftijd.

Langzaam ledigde hij gansch den beker, als wilde hij iederen teug van den eenvoudigen drank, dubbel genieten; daarop verhief hij zich een weinig, groette de lieden, die rondom hem stonden, met eene gemeenzame hoofdbuiging, maakte daarop het teeken des kruises en vouwde de handen als tot het gebed. Al de aanwezigen knielden neder. Zóó met de oogen gesloten, in de houding van een biddende, had Ximenès een voorkomen, dat evenzeer roerde als eerbied wekte, Dat hooge, geniale voorhoofd, nu effen en kalm in de rust des gebeds, omgeven van den smallen krans dunne haren, dien de kruinschering der Franciskanen, hem nog had gelaten, en die van zwart, als ze geweest moesten zijn, zóó tot zilverwit waren verbleekt, dat ze het enge fluweelen kapje omgaven als een boordsel van glanzig paarlmoer; die wenkbrauwen zoo fijn en zoo wit; die oogleden zonder pinkers, gaven aan dit gelaat zoo iets zacht verhevens, dat niemand had kunnen raden, welk een gebiedenden vlammenblik zij vermomden. De mond had iets karakteristieks door de sterk vooruitstekende tanden, die de bovenlip naar voren drongen op zulke wijze dat zijne vijanden die de olifantstromp noemden — al erkenden ze daarmede tegelijk, hoezeer deze eigenaardigheid den indruk van schranderheid en wilskracht verhoogde, die nóg op deze scherpe trekken zetelde, ondanks het verval van den ouderdom.

Hij had voorgezeten in den hoogen regeeringsraad, en hij droeg, over het purperfluweel van den Kerkvorst de onderscheidingsteekenen van den eersten minister en van den kanselier,