Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/389

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

uw pakket neme en leze als het mij goeddunkt. Er is maar één Komng, die nu in Spanje beveelt, en maar één Regent, die zijne bevelen uitvoert. Gij zult dat geleerd hebben, jonge man! eer de Vlaamsche bleekheid op uwe wangen door onze zuiderzon bruin is geworden. Geef.” De jonge man trad een weinig achterwaarts.

» Vergiffenis, Hoogwaardige! de zonen van Vlaanderen mogen frisch van uitzicht zijn als uw dochteren; zij weten mannen te wezen in den dienst van hun Graaf! Wij bevelen, dat uwe ambtgenooten samenkomen.”

De Kardinaal, die tot hiertoe de oogen nog altijd half gesloten had gehouden, zag nu door de oogleden heen op den jongeling, en sprak meet een glimlach, die het midden hield tusschen goedheid en spotternij:

» Gij begrijpt ten minste de meesters, die gij gehoorzaamt; — dat kan men niet van ál uwe landgenooten; ù wil ik niet dwingen,” en de stem een weinig verheffende, vroeg hij: »Weet iemand of de Bisschop van Tortosa reeds vertrokken is?”

»Reeds terug!” sprak Adriaan van Utrecht die binnentrad, zoo gemeenzaam en zonder omstandigheden, of hij een Utrechtschen Gildemeester een bezoek kwam brengen, en die toch door Ximenès met veel ceremoniëel en met eene statige buiging ontvangen werd. »Ik kom terug doorluchtige broeder! want ik wensch u te onderhouden over een ontrustend nieuws.”

»Een nieuws, dat ù ontrust. Bidden wij,” antwoordde Ximenès levendig; »wij voor ons vreezen niets dan God, en haten niets dan onze eigene zonden de onhandige raadslieden van zijne Hoogheid.”

»Zeg de Vlaamsche, Mijnheer!” veranderde Adriaan, »een man als gij moest altijd oprecht zijn!”

»Als gij de waarheid meer bemint, dan de hoffelijkheid, zij het zoo Monsenôr!” hernam de Spaansche Heer. »Alleen wij wenschen uwe tegenwoordigheid minder om te redetwisten, dan wenschen uwe tegenwoordigheid minder om te redetwisten, dan wel om dezen edelman, die uw landgenoot is; en die onze Spaansche gebruiken weinig schijnt te kennen, duidelijk te maken, hoe één van ons, gij of ik,” voegde hij er met nadruk bij, »altijd het recht heeft de brieven uit Brussel afzonderlijk te