Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/394

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

woord niet met den dwazen eigenwaan van een ingebeeld maar met de reine zelfbewustheid van hem, die zijne krachten heeft beproefd, en nu kent, en die zich sterk weet en helderziend, in voorspoed en in ongeluk beide; en die weet, welke groote diensten hij reeds heeft bewezen, en welke groote diensten er nog van hem zullen gevorderd worden.

»Ja, ik zal blijven regeeren, al lagen ook alle worstelingen, alle aanvallen, en alle ellenden, die nu achter mij zijn, nog vóór mij ter bestrijding; ik geef niet over wat mij is toevertrouwd, dan aan mijn wettigen Heer, als die een schrander en volwassen jongeling zal zijn, die voor zich zelven kan zien en handelen; niet aan de bestierders van een onmondigen knaap, dien zij gebruiken als een schild, om hunne onhandigheden meê te dekken, of hunne eigenbaat. Onder dit spreken had Ximenès zijne groote glinsterend zwarte oogen op eens geheel opgeslagen; de gloed der ziel, die er uit straalde, vergoedde den glans, dien de jaren hadden geroofd; men zag, dat het oogen waren, met wier blik hij doen konde, wat hij wilde; beurtelings gebieden, of vleiend aantrekken, of afstooten; oprichten of verpletteren, behagen of ontzetten, altijd naar hij goed vond ze te gebruiken. Adriaan scheen zich tegen dien invloed niet te kunnen verweren, schoon hij dien volkomen begreep, want hij sloeg zijne oogen neder, en antwoordde alleen met een zucht:

»Ja, ik weet het, gij zult beheerschen wien gij wilt, en zoolang het u goeddunkt.

Maar Ximenès had intusschen zijne eigene geestdrift overwonnen, en zag wellicht in, hoe hij meer had gezegd, of nog zeggen ging, dan de gelegenheid eischte, want hij veranderde op eens van toon, en vroeg: »Wat is toch de oorzaak dier onrust, die u hierheen dreef?”

»Een zéker bericht van nieuwe bewegingen onder de partij van Infantado!”

»En wat verder? vroeg de Regent met een glimlach.

»Is dat niet genoeg?” hernam de Utrechtsche Heer met bevreemding, »weet er dan bij, dat Don Fernando, of liever zijne gunstelingen, de beweging besturen.

»Ik wist dat. Meent gij in ernst, dat Fernando zich te Madrid