Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/398

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dood rukte den bloeienden zoon van Oostenrijk dien schepter uit de handen, eer hij dien vastgegrepen had; en eene vrouw, krankzinnig door hartstochtelijke huwelijkstrouw, en een onmondig kind bleven de erfgenamen van het gezag. Ferdinand was intusschen, met brandenden naijver op zijn schoonzoon in het hart, naar Arragon teruggetrokken, en dacht op middelen, aan den eenen kant om zijne macht elders uit te breiden, aan den anderen, om tegen de belofte, aan zijne gemalin gedaan, door een tweede huwelijk hare erfgenamen van een deel zijner Staten te onteigenen. Om voornemens als deze; om menige vorstenondeugd, door weinig vorstengoedheid verlacht; om zijne Arragonsche afkomst bovenal, door de Castiliaansche grooten gehaat, sloten dezen hem uit van het regentschap, dat, bij het overlijden van Filips den Schoonen, Johanna moest vertegenwoordigen, ofschoon hij, als voogd, de naaste aanspraak scheen te hebben, om de zaken zijner dochter te regelen. Maar zonderling is het, en wel het schitterendst bewijs van de achting, die Ximenès zich had gewonnen, van het vertrouwen, dat men stellen durfde en op zijn beleid, en op zijne eer, dat die zelfde menschen, die Ferdinand vreesden en verwaarloosden, den Kardinaal het gezag in handen gaven, dat ze hem weigerden; den Kardinaal, die zijn openlijke vriend was gebleven in geluk en in tegenspoed beide! Met deze verheffing riep Castilië het toe aan Europa, dat zij geen zoon had, meer waardig haar vorst te vertegenwoordigen, dan dezen monnik. Maar dat was toen ook reeds de monnik, die op eigen kosten een leger tegen de Afrikanen had in het veld gebracht, en die zes maanden lang aan het hoofd van dat leger had gestreden, altijd de eerste; altijd vooruit, met het oog op het kruis, dat hij zich liet voordragen, en gewapend met een zwaard, dat hij geen ruste gaf in de schede; de monnik, die drie duizend Mahomedanen voor het Christendom had gewonnen op een zelfden dag; die niet het beleid van een Jozef, maar met eigen bespaard goud, den hongersnood had geweerd uit den lande; die nooit eene stad doortrok, of hij had er kranken getroost, armen geholpen, weezen verzorgd, misdadigers gestraft met billijkheid, en berouwhebbenden opgericht met verschooning; de monnik, voor wien het volk knielde uit liefde nog meer dan uit eerbied; voor wien de