Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/417

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

geven als eene Infante van Spanje; maar gij hebt mij nooit drie minuten van uw tijd voor mijzelve willen schenken. Heden kwam ik tot u, om mijn vriend, dien ik wachtte, eene goede welkomst te bereiden; ik kwam op het uur uwer mesa, in de hoop, u rustig te kunnen spreken; — gij weet wat ik vond, en hoe ik als eene andere Ximèna mijn Rodrigo bezig vond zich te wikkelen in een gevaarlijken tweestrijd met mijn doorluchtigen bloedverwant…”

»Dien gij hadt kunnen voorkomen, schoone Senôra! zoo gij mij met die verwantschap hadt bekendt gemaakt; ik had mij dan eene zending laten geven, waarbij ik geen gevaar liep mij met Zijne Eminentie te botsen.”

»Eene zending laten geven!” herhaalde Ximenès glimlachend, en zag hem uitvorschend in de oogen; »dat vereischt diplomatische behendigheid, Senôr! vind ik die in mijn jongen neef?”

»Hoe anders zou hij aanspraak durven maken op de eere van uwe verwantschap?” antwoordde Gauthier.

»Maar, zoete Sobrina Valentine! kiest gij dan waarlijk dit Vlaamsche doncella-gezicht boven den donkeren mannelijken tint van al uwe Spaansche aanbidders? — ik had anders toch gedacht, dat de Hertog De Priero…”

»In mijne gunst stond! Zeker, omdat hij U nuttig kon zijn; maar hij was zestig jaar, en ik zou juist drie jaren jonger zijn geweest dan zijn jongste zoon,” antwoordde Valentine, met eene beweging van ongeduld.

»Ik zie wel, op dit punt zullen wij elkander niet verstaan,” sprak de Kardinaal lachend, en meer ernstig voegde hij er bij tot den Baron Amerstorff:

»Maar, mijn doorluchtige ambtgenoot! gij schaart u dan zoo gansch op mijne zijde, dat gij onze familie wilt ineenvlechten?”

»Met geene betere hulp, dan die ik vind in mijne landgenooten, is de tegenstand toch eene dwaasheid,” antwoordde Amerstorff, »en daarbij, ik weet, dat de belangen van onzen Graaf, in dit Rijk, aan geen beter en trouwer wachter kunnen worden toevertrouwd, dan ze vinden in u.”

»En daar dit huwelijk in geen opzicht strijdt met het welzijn van Spanje,” hervatte Ximenès vergenoegd, »weet ik niet, wat