Pagina:Bosboom-Toussaint De graaf van Devonshire (1884).pdf/424

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Terwijl Valentine door de geopende deur den Majordomo wenkte, zag men haar tegelijk blozen en verbleeken, en een lichte kreet van blijde verrassing ontglipte haar mond.

Dat was verschoonlijk, — Gauthier de Vergy kwam binnen; hij scheen vergenoegd, en naderde met vroolijke haast.

»Hij komt eindelijk,” riep de Senôra, en voerde hem tot den Kardinaal. De jongeling boog zich nu met dieperen eerbied voor den kranken grijsaard, dan vroeger voor den forschen, gevreesden Regent.

»Ik kom weêr met berichten van onzen Genadigen Koning!” sprak hij opgeruimd, »maar de Hemel weet, hoe gaarne en gewillig ik ze nu geve aan mijn doorluchtigen Heer. Men zegt mij, ze zijn van goeden inhoud.

»Hoe kan het zijn, dat gij ze van daar brengt?” vroeg Valentine; maar de hand van den Kardinaal sidderde van ongeduld, terwijl hij het gebrachte aannam.

»De Baron Amerstoff heeft mij derwaarts gezonden; hij oordeelde, dat, waar zoovele vijanden van Zijne Eminentie samentroffen, wel één enkele vriend niet slecht geplaatst zou zijn; daarbij was de Infant Ferdinand rustig en tevreden; ik had hem verzoend met zijn lot, ik kon veilig gaan. En het was goed; de meester was mij genadig als te voren, en ik heb menige lastering kunnen tegenspreken; en mijne drangredenen hebben, dank zij den bijstand des Hemels! aan zijn weifelen een einde gemaakt; de Koning wil zijne Eminentie zien; de Koning komt herwaarts.”

»Lees mij dit!” riep Ximenès, wiens wangen en voorhoofd koortsachtig gloeiden, en wiens blikken onzeker over het geschrift heendwaalden, zonder te kunnen onderscheiden.

En de jongeling begon te lezen. De grijze Regent luisterde in eene overspanning, die aan verwildering grensde. Hij hield Valentine’s handen krampachtig gevat; de jonge Donna stond roerloos van belangstellende aandacht.

Werkelijk meldde de Koninklijke brief, dat Karel zijne moeder ging bezoeken, en de begeerte had, om den Aartsbisschop van Toledo te zien, maar te gelijk, — — — — — Gauthier werd bleek als een doode, en kon niet voortlezen, en wierp het geschrift met afgrijzen op de tafel, als ware een kwaadaardige adder daarin verscholen geweest.