Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/184

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En haar Hart van Robijn brak.

Al haar gloed doofde plotseling. De waaierende aureool van verschrikking doofde plotseling uit en de woestijn was grauw en somber, met een zacht neêrzevende regen van dikke witte asch.

De sfinx zweeg en zag uit.

— — — — — — — — — — — — — —


 

XXVII.


— — — — — — — — — — — — — —

Zwevende herleefde Psyche op,

En voelde zich aan zoo licht en zoo ijl, en was parelblanker dan ooit, en naakt. En voelde aan hare schouders teêr trillen twee nieuwe vleugels....! Zij zweefde over haar eigen lijk heen in een wolk van gezweef, een nevel van geur, dien zij verder niet onderscheidde en zij zag, licht, blank en ijl, verwonderd naar haar vertrapte lichaam en lachte.... Vreemd en zuiver en kinderlijk verrast klonk haar lach in de wolk en den wasemenden geur.

— Psyche!

Zij hoorde haar naam, maar zij was zoo ver-