Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/185

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

blind en verrast, dat zij niet zag. Toen waaide het om haar heen; de wolk bewoog, de geur wierookte op, en zij velen als zij, herleefden, zwakjes ophuiveren in de wolk en den geur, en zij onderscheidde om zich heen de ommelijnen van verklaarde gezichten.

— Psyche!

Zij herkende de stem, diep brons, maar vreemd toch. En het waaide om haar heen, en zij zag den glans wapperen voor haar uit en zij zag den Chimera!

— Je hadt me beloofd: nog éenmaal! juichte Psyche.

Zij wierp zich op zijn rug, bond zich in zijne manen en hij steeg op.

— Waar ben ik? vroeg Psyche. Wie ben ik? Wat is geschied? En wat gebeurt er om mij heen? Ben ik dood of leef ik? Chimera, hoe ijl is de lucht, hoe hoog stijg je op. Stijg je hooger nog, stijg je hoóger nog? Waarom is alles zoo glanzend zilver rondom ons heen? Is dat water, of lucht, of licht? Wat is dit voor vreemd element? Wie stijgen met ons meê: ijle gezichten, ijle gestalten? En wat is die viool, die trilt? Ik hoorde dat nog eens: toen was het een klacht, nu is het een blijdschap! Waarom is hier de lucht zoo blij, Chi-