Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/64

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

tinnen. Als Emeralda haar maar niet liet zoeken! O, dan was de waterval daar, dan stortte zij zich voorover, voor altijd, voor eeuwig, in het regenbogende watergeklots!

Een wind stak op. Dàt was de wind, die haar liefde aanvoerde! De vlaggen bewogen en belemmerden haar het gezicht. En hoewel ze niets zag, wenkte zij als in wanhoop en riep zij:

— Chimera, Chimera!


 

X.


Het weêrlichtte. Het donderde. Plotseling tusschen de vlaggen zwart daalde neêr het ros.

— Wat is er kleine Psyche?

— Neem mij meê!

— Waarheen?

— Waarheen je wilt. Breng mij ergens heen. Mijn vader is dood. Emeralda heerscht. Ik durf niet langer hier blijven.

— Stijg op...

Zij steeg. Hij vloog met haar voort. Hij vloog met haar den geheelen dag; de zon zonk; de starren schitterden aan den boog van den nacht; en hij vloog terug. Zij naderden weêr het kasteel. Het was ochtendschemering.

— Vlieg voorbij! smeekte zij.