Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/149

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

BLAUWBOEKJES 17 oorzaak wel, die gelegen is in zijn gedrag omtrent de afscheiding van ds Scholte en zijne Gemeenten,” van het tegenwoordig kerkbestuur, ,en het verschil tusschen ons en de wijze waarop wij de zaak der waarheid meenen bevorderlijk te moeten zijn.” Neen, hij ,treedt niet tegen Scholte en zijne navolgers op, en hij wil zijn stem niet verheffen tegen dat werk, dat laat hij geheel aan anderen over.”

In dat werk ziet hij de wrange vruchten van het verval der kerk! Zoo zal na meer dan een halve eeuw weer worden geoordeeld; bij de refor- matie van ’86 zal alzoo worden getuigd door Voorthuisens predikant Van den Bergh, doch deze laatste zal na verootmoediging handelen; ook Moorrees zal handelen, door zijn handelen worden een der vaders van de actie voor kerkherstel, doch Van den Bergh werd door zijn handelend optreden een van de vaders der Doleantie.

Moorrees verlangt vurig naar herstel der kerk, doch keurt de scheiding af en hij heeft zijn redenen genoemd in de toepassing op eene leerrede in het midden zijner gemeente gehouden en daarna breeder uiteengezet in een Voorrede van eene Leerrede over de algenoegzaamheid van Jezus Christus voor allen, die door het geloof met Hem gemeenschap ontvangen, uitgegeven bij J. H. den Ouden. Hij grijpt de gelegenheid bij deze uit- gave aan, de redenen open te leggen van zijn houding terzake van de aischeiding in het Zuiden des lands. In deze leerrede noch in de toe- passingen zijn toespelingen op de Afscheiding, veel minder zoeke men daarin schimpscheuten. Moorrees en Callenbach waren geen mannen van de gezindheid van ds Engels! In de toepassing schreit het hart van dezen leeraar over de ,leeraars en voorgangers van ons volk,” en dat ,de hemelsche leer onzer vaderen heeft moeten plats maken voor die viottende wereld-wijsheid, die in rusteloozen voortgang en altoosdurende ver- andering bestaat, evenals de mode in kleederen en huissieraden onder de dienaars der wereld. Neen, deze wereldwijzen kunnen geen behagen scheppen in eene leer, die den mensch op het diepst vernedert en God op het hoogst verheerlijkt.”*) De ,jammerlijke scheuringen en afschei- dingen die we te betreuren hebben, zijn de treurige gevolgen van de verbastering der kerk.”

Omstandig, eenvoudig, ,waar en claer” geeft ds Moorrees de redenen op, waarom hij geen deel wil hebben aan zulk eene afscheiding als er plaats had gegrepen ten vorigen jare in zijn nabijheid, in het oude land van Voetius. Zonder ,den heer Scholte te willen wederleggen of met hem daarover te willen twisten,” legt Moorrees de vier hier volgende gronden open, waarom hij meende zich in het openbaar van den leerstoel te moeten verklaren tegen den weg tot scheiding:

le. Ik zag er geen heil in voor mij zelven als leeraar van de kerk;

2e. Ik zag er geen heil in voor mijne gemeente;