Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/154

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

122 BLAUWBOEKJES


zuivere gereformeerde leer. Zelfs worden de adressanten beschuldigd van majesteitsschennis! ,Die zulks beweert, redeneert valsch, en tracht ons iets op de mouw te spelden,” zoo antwoordt hij die zijn bedenkingen heeft.

In de eerste aanmerking, aan het slot van zijn blaadje, wordt de vraag gesteld: ,maar wat houdt de Koning voor gereformeerd ?” Hij antwoordt: deze vraag kunnen wij niet beter beantwoorden, dan met hetgeen men vindt in Z. M. Besluit van 7 Juli 1836, welk besluit genomen werd, ten gevolge van A. Brummelkamp, c.s., afgescheidenen, die een Adres aan den Koning hadden ingediend”. In dit besluit leest men woordelijk: »Dat voorts de Adressanten, hoezeer zij door het overleggen van dezelfde Formulieren, als bij het door ons erkende Nederlandsch Hervormde of Gereformeerde Kerkgenootschap in gebruik zijn, genoegzaam doen blijken, dat fusschen hunne leerstellingen, op zich zelve genomen, en die, welke in het genoemde Kerkgenootschap worden beleden, geen onderscheid bestaat.

Hier erkent de Koning, dat de Formulieren, bij de afgescheidenen in gebruik, dezelfde zijn, als die der Gereformeerden. De afgescheidenen zijn voorstanders van de oude regtzinnige leer, en dit is derhalve ook, naar de bedoeling van den Koning, de leer der Gereformeerden. Hieruit volgt, dat de Koning, met Hoogleeraren te benoemen bij het Gereformeerd Genootschap, zulke mannen, en alleen dezulken bedoelt, die rechtzinnig Gereformeerd, maar niet Remonstrantsch, Sociniaansch en wat dies meer is, zijn.”

In een tweede aanmerking schrijft deze scherpzinnige en punctueele »voorstander der zuivere gereformeerde leer” in verband met de kenschetsing van de gereformeerden als dweepers: ,De drie Groninger Hoogleeraren dweepen met hunne vrijzinnige begrippen en uit hunne school overstroomt een aantal jonge dweepers het land.”

Hoe jammer dat deze schrijver zijn naam verbergt. Ik heb gegronde vermoedens dat hij een der vaders der Afscheiding is, lezer van de Provinciale Friesche Courant, doch die zijn geschriftje te Amsterdam liet drukken. Indien mijn vermoedens juist zijn, dan zou dit verzwijgen van zijn naam liggen op de lijn van het doen van deze figuur, die helaas gewild heeft, dat de schat zijner papieren, die zoo waardevol material had kunnen leveren voor de historie der Afscheiding, na zijn dood zoude worden vernietigd. 5)

Echter toch blijit het een wonder schoon getuigenis voor de wijze waarop de voorstanders van de gereformeerde leer hun tegenstanders beantwoordden en alzoo een waardevolle tegenhanger van het eveneens anoniem geschrift: Gesprek van eenen geheimen zendeling van de orde der Jesuiten, met zijnen leerling, over de Zeven Wijzen van Nederland, dat te Groningen, bij P. van Zweeden in hetzelfde jaar 1843 verscheen, als van het eveneens anoniem geschrift: Wat willen eigenlijk de Zeven