Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/163

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK VI 129



een weinig onvoorzichtig is door zijn antwoord uit te geven bij J. Oomkens te Gro- ningen; hij verraadt daardoor aan welken vriendenkring, aan welke vogelenfamilie, hij verwant is. Hij werpt nog eens den handschoen toe aan De Groot, door het post scriptum : ,20. Wil ik met de vragers van de Bescheidene Vraag Prof. de Groot, wel dringend uitgenoodigd hebben, om die bescheiden vraag te beantwoorden, waartoe pligt en ceslijkheid mijns inziens hem roept.”

Had De Groot in 1853 nu ook maar eerlijk gezegd wat hem destijds genoopt had zijn Gedachten uit te geven.

De Cock’s antwoorden zijn vriendelijk en zakelijk en minstens even bezadigd als het antwoord uit Damear.

) Waarom prof. De Groot zijn Wien zult gij gelooven.... anoniem uitgaf, blijft evenzeer een vraag, als waarom hij zich leende tot ongenoemd ,berigtgever” van dr Gieseler (zie vervolg). En als deze andere vraag: waarom ging dr Benthem Red- dingius ertoe over zijn Beschouwing van de Belijdenis des geloofs anoniem het licht te doen zien? Zijn naam was toch reeds genoemd door De Cock’s Schaapskooi, en sinds de schorsing deswege van De Cock op aller lippen. In ieder geval wij, beter door het archief De Cock ingelicht, mogen den schuilgaanden schrijver van Wi ge- looven.... niet gelooven, als hij de reden opgeeft van het verlaten van zijn schuilhoek!

%) Eene uitdrukking die telkens weer voorkomt in brieven en gedrukte stukken van De Cock.

2) Hoewel De Bazuin geblazen door P. J. baron van Zuylen van Nijevelt wel eenige gelijke tonen laat hooren, klinken daaruit toch ook helderder klanken en vaster tonen; ik Iuister b.v. naar dezen: ,Heeft het de Heere besloten, om eenen Ds de Cock en eenen Ds Scholte tot uitleiders van zijn volk te stellen, verzet u niet gelijk Israél het deed tegen Moses”, blz. 29, derde druk. Deze Van Zuylen staat dichter bij de vaders der Afscheiding dan zijn vriend ds Molenaar. Hij schreef dit boekje terwijl De Cock gevangen zat. Zie vervolg. Hij stelt de mogelijkheid, dat ,wij in de vreeze des Heeren ons openlijk afscheiden van vele verbrekers der Formulieren en Wetten, vastgesteld te Dordrecht,” blz. 29. Telkens stelt hij de mogelijkheid van openlijk verktaarden uitgang en geheele afscheiding, blz. 25, 26, 27. Men leze toch ide boekjes van de beide Van Zuylen’s om de oorzaken der Scheiding te kunnen verstaan ! kan men hier aan een drukfout denken; alzoo verraadt het foutief spellen van den naam van dezen bekenden predikant geen genoegzaam respect voor den man, die wordt bestreden; ook kort men gemeenlijk den naam niet af gelijk deze anonieme schrijver doet. Hij rekent er op, dat men hem toch niet kent; dan schijnt slordigheid minder te hinderen en netheid minder eisch.

%) Moorrees of Scholte.

) Vgl. De Zwijndrechtsche Niewwlichters, door DR G. P. MARANG, te Dordrecht bij H. de Graaf, 1909, en het anonieme geschrift: De Zwijndrechtsche Niewwlichters (1816-1832) volgens de gedenkschriften van Maria Leer door D. N. ANAGRAPHEUS, ‘met een inleidend woord van J. H. MARONIER, Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij Elsevier 1892.

Maronier wil dat men dit boek beschouwe als ,een proeve van het denken, zoeken en strijden onzer kleine burgerij, en als een bijdrage tot de kennis van het godsdienstig leven in Nederland in de eerste helft onzer eeuw.” Ook deze menschen zijn vervolgd. De Afgescheidenen hadden al heel weinig met hen gemeen! Anagrapheus merkt op in zijn geschrift, dat toen Maria Leer, reeds vrijzinnig geworden, als bijgeval op een Zondagmorgen tegenwoordig was bij de gesprekken gevoerd in een gezelschap Afgescheidenen te Leiden met ,een dominee van elders” in hun midden, en teruggeleid werd in het verleden, daar het bijna vijftig jaren geleden was dat zij zulke samenkomsten









Afscheiding 9 �