Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/186

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

150 DE COCK ALS JONG PREDIKANT GEESTESKIND DER EEUW Het jarige meisje verraadt reeds in haar schrijven de vrouw die haar man in den zwaren strijd, waartoe God hem straks zal roepen, zal zijn tot de hem passende hulp. De negentienjarige ,lost de zwarigheden reeds op met de gedachten dat God het zoo moge maken als tot hunner beide nut moge zijn." De brieven van dit verloofd paar dragen sterk het kenmerk van ,,waerheid en claerheid". Het zijn duidelijke brieven! Zie, zoo zal men deze beiden, straks vereenigd, daarmee elkander tot leering en bekrachtiging zijnde, met één pennetrek kunnen teekenen: brieven van Christus, bekend en gelezen van alle menschen. Nog geen jaar daarna verliet hij de universiteit, na door het provinciaal kerkbestuur van Groningen tot candidaat voor den heiligen dienst te zijn bevorderd. Na niet te langen tijd ontving hij een beroep van Eppenhuizen in de provincie Groningen, alwaar hij den zevenden Maart werd bevestigd in zijn ambt. Zoo betrok hij met zijn nog jonge vrouw ¹3) de pastorie van Eppenhuizen. Zijn vroegere leermeester, ds Oosterbeek, had hem geraden zich goed op de hoogte te houden van wat er op godgeleerd gebied in zijn dagen uitkwam. Dezen raad schijnt hij getrouw te zijn opgevolgd. Van huis uit bracht hij geen liefde, sympathie mede voor de godgeleerden uit den bloeitijd der gereformeerde vaderen. De predikanten De Cock, zijn groot- vader, zijn oud'oom, ¹4) behoorden eer tot de toleranten, dan dat zij zich zouden hebben gesteld naast Comrie, die de tolerantie aan een scherp onderzoek onderwiep. Welke boeken hij ook medebracht in de pastorie, geen Statenbijbel met zijn rijken schat van verklaringen; geen werken van Calvijn! Welke kennis hij mocht bezitten van de leer, en hoe hij ook voor het ambt mocht zijn toegerust, hij kende den inhoud van de Artikelen tegen de Remonstranten niet en kon uit dit arsenaal geen wapenen kiezen ter verdediging voor zich en zijne jonge vrouw, als de twijfel haar aanviel omtrent haar staat en toestand. Op een lijstje van boeken in quarto, door De Cock geschreven, vind ik slechts één dogmatisch werk van gereformeerde richting: de Opera omnia, van Franciscus Turrettini, drie deelen; wel daarentegen geschriften van W. G. Reddingius en G. B. Reddingius, Kist, Mosheim, Muntinghe, W. L. Krieger, des Amorie van der Hoeven, Clarisse. Betrekkelijk veel leerredenen, doch daaronder geen enkele van hen die zoo geliefd waren bij de ,,Fijnen". Niet één der oude schrijvers wordt aangetroffen op de lijst die voor mij ligt. Zoo ving hij zijn herderlijk werk te Eppenhuizen aan, een jong predikant in richting niet verschillend van de andere predikanten in de provincie Groningen. Zijn later zoo bittere tegen- stander ds J. van der Linden, van Kantens, verzekert, dat hij hem te „Eppenhuizen had leeren kennen als een mensch van gezond verstand." 15) De gulle, hartelijke, jonge predikant van Eppenhuizen maakte zich dra