Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/208

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

NEGEN DE HOOFDSTUK DE CRISIS IN HET LEVEN VAN Ds H. DE COCK EN VAN ZIJNE VROUW FROUWE VENEMA. T VOT op zijn komst te Ulrum ging De Cock met den algemeenen stroom mede, mocht hij al niet behooren tot de grofste liberalen, hij voelde zich toch een geestverwant van zijn voorganger en bevestiger prof. De Groot. Er waren in Ulrums gemeente twee stroomingen, de eene meer recht- zinnig en de andere meer verlicht". De Groot had het met beide goed kunnen vinden en had zich beijverd, zonder te drijven, leiding te geven aan allen, de meer rechtzinnigen niet van zich te vervreemden, noch door een onvoorzichtig en overmoedig prediken van de ,,verlichte ge- dachten" voor het hoofd te stooten. Hij wilde dezen niet verbitteren, liever, wat hij meende, ,,hen verbeteren". In De Cock zag hij een opvolger die in zijn geest en naar deze richtlijnen verder zou werken aan den opbouw der gemeente. Hij wist, dat De Cock een eerlijk en trouw man was. Den dag na de bevestiging en intrede te Ulrum bracht de nieuwe predikant een bezoek bij een der ouderlingen, J. J. Beukema, den man die stellig invloed heeft gehad op de veranderde denk- en leerwijze die zich geleidelijk zou uitwerken en openbaren in De Cock. Deze ouderling behoorde tot de meer rechtzinnigen in de gemeente. De Cock nu was er de man niet naar dezen met onbezonnen ijver tegen te gaan en in zijn herderlijk bezoek en van den kansel te bestrijden. Daar staat tegenover dat hij zich ook niet door deze lieden in een bepaalden hoek en wel in den hunne liet drijven; waarlijk daar was hij te veel man van karakter voor, gelijk zijn later leven wel zou bewijzen. Hoezeer hij ouderling Beukema achtte en later geheel in denkwijze met dezen broeder overeenstemde, hij liet zich ook toen niet door dezen voeren tot separa- tisme en wist den zachten drang in die richting op hem geoefend te wederstaan.